Podcast Transcripties

Pieter Morisse Pieter Morisse

Ben je bereid Jezus te volgen? (deel 4)

Laten we even naar 1 Korinthiërs gaan, hoofdstuk 6. En wat lezen wij in 1 Korinthiërs hoofdstuk 6: vers 19? Wie behoren wij toe? Daar staat: 'Of weet u niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, Die in u is, en die u van God hebt ontvangen en dat u niet van uzelf bent.' Paulus zegt: je bent niet van jezelf. Want de Heilige Geest leeft in jou, Die is in u. En die Heilige Geest, die heb je van God ontvangen en uw lichaam is de tempel van de Heilige Geest, niet van jezelf. Aan wie behoor je toe? Niet aan jezelf. En hij zegt in vers 20: 'U bent immers duur gekocht. Verheerlijkt daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.' Kijk, als mensen zeggen: "Ik doe wat ik wil.", dat is niet Bijbels. In geen enkel vers in de Bijbel staat dat je, als kind van God, doet wat jij wilt. Neen, de Bijbel zegt dat wij God moeten gehoorzamen, dat wij Zijn wil moeten doen, dat wij ons leven moeten neerleggen, en Hem volgen. Wij behoren God toe.

En dat moeten wij weten. Daar moeten wij zeker van zijn. Dat is een vraag die wij moeten beantwoorden. Want het antwoord op die vraag bepaalt wat wij doen. Als wij niet zeker zijn dat wij aan God toebehoren, als wij niet zeker zijn dat we niet van onszelf zijn, ja, dan gaan onze acties, wat wij doen, ook het gevolg zijn van het antwoord. Want als wij zeggen dat wij aan Hem toebehoren, dan doen wij wat Hij wil. Want wij zijn van Hem.

Het is belangrijk dat wij dat leren in de kerk. Het is ook belangrijk dat wij als ouders dit leren aan onze kinderen. Dat wij zeggen aan onze kinderen: " Kijk, ik ben wel je vader, maar jij behoort mij niet toe. Jij behoort God toe. Ik heb alleen eigenlijk maar de privilege gekregen om jou tot God te leiden. Dat is mijn taak als ouder, om jou dingen te leren, maar bovenal om jou te leren wie je Vader is in de hemel. God heeft mij in jou leven gestuurd om jou dat te leren, om je op te voeden en naar dat punt te brengen. Dat punt waarop je zegt: 'God, ik kan het niet meer alleen'. Dat punt waarop dat jij die vragen beantwoordt die ik stel: van wie is deze God? Wie ben ik? Wie behoor ik toe?" Dat is mijn taak als vader. Ik kan mijn kind niet dwingen om God te volgen. Ik kan alleen het voorbeeld geven door die vragen op de juiste manier te beantwoorden en te doen wat ik moet doen. Maar ik moet mijn kinderen naar dat punt brengen, waar dat zij beseffen van: Ik ben van God en ik doe niet meer wat ik wil. En ik kan het ook niet meer alleen, ik kan niet meer verder zonder U, Heer. Dat is onze taak en niet alleen mijn taak, maar ook van jullie, elk van ons. Ja, wij behoren allemaal God toe. En dat wil zeggen dat onze talenten God toe behoren.

Dat wil zeggen dat wij volledig van Hem zijn. Alles wat wij kunnen, behoort Hem toe. Alles wat we hebben, behoort hem toe. De impact van die vraag is heel groot. Dat wil zeggen dat alles wat wij doen, alles wat wij beslissen, dat wij checken of dat Zijn wil is. Wij beslissen niet meer zonder God. Want als wij zelf beslissen, dan is dat onze trots. Dan is dat wij die zeggen: "Ik weet het beter Heer, ik ga het efkens alleen doen.". Ik had u verteld of dat beeld gegeven van mensen die een omheining rond zich zetten. Die zeggen: "Dat bord zette God. Beste God: geen doorgang tot dat deel van mijn leven hebt U geen toegang." En dat is niet wat God wil. God wil ons leven, volledig. Hij wil niet een stukje, Hij wil alles. Waarom wil Hij alles? Hij wil dat wij beseffen dat wij van Hem zijn. Dat wij Hem toebehoren omdat Hij weet dat dat het beste is voor ons. Omdat Hij van ons houdt. En als dat zo is, als Hij de finale autoriteit is in ons leven, dan kunnen wij niet zelf beslissen. Dan kunnen wij niet zeggen; " God kijk, ik zal zoveel geven". Neen, dan vragen wij aan God: "Hoeveel wil U dat ik geef?" En als God zegt: "u moet meer geven", dan geven we meer. Als God zegt: "nu moet u dit doen", dan zeggen we niet: "God, zoek een ander. Ik kan dat niet." Neen, God spreekt tot ons, God toont ons dingen die we moeten doen, en dan moeten wij die doen.

En God zal meer en meer van ons vragen. Soms vraagt hij dingen waarvan we denken dat we ze niet kunnen. Maar wij weten dat als hij het vraagt, dat dat Zijn wil is voor ons, en dat Hij bij ons is. Wij hebben in Psalmen gezien dat Hij voor ons is en achter ons. En Hij leeft in ons, lezen wij in het Nieuwe Testament. En Hij geeft ons de kracht, Hij geeft ons de wijsheid, om dingen te doen. En als we niet voldoende wijsheid hebben zegt Jakobus: "Vraag erom, bid om wijsheid". Want wij hebben Zijn wijsheid nodig. Kijk, als wij aan God toebehoren, dan zijn we bereid om te gaan waar dat wij moeten gaan, waar God wil dat we gaan, waar dat ook is. Dan zeggen we niet: "Sorry Heer, ik heb hier mijn huis, ik moet nog 20 jaar afbetalen, ik kan niet vertrekken". Neen, als God zegt dat wij moeten vertrekken, dan moeten wij vertrekken. Dan verkopen we dat huis. Kijk, als Jezus Heer is van ons leven, kunnen we niet naar Hem toe gaan en zeggen: " Heer, wacht efkes, ik moet daar efkes over bidden". Als God zegt dat je iets moet doen, doe het. Zeg; "Ja Heer, ik zal het doen". Het antwoord van iemand die de Heer toebehoort is:" Ja, Heer, ik zal het doen. Ja, ik zal het doen". Het is niet: "Hm, ik zal er een keer over nadenken, U hebt de verkeerde gevonden of U vraagt het aan de verkeerde". Neen, het antwoord is 'ja', of ik dat nu graag doe of niet. Het gaat niet over graag doen, het gaat over Zijn wil doen. Of ik nu vind dat dat iets is dat past voor mij, dat doet er allemaal niet toe. God weet het beter. En of het mij nu iets kost of niet, of pijn doet of niet, dat doet er toch niet toe? Het is wat dat God wil voor ons. Ons antwoord, "Heer Jezus", moet zijn. "Ja, ik wil dat doen". Ja, dus de eerste vraag was: wie is die God. Tweede vraag is: wie ben ik? De derde vraag is: wie behoor ik toe? En de laatste vraag is: waarom ben ik hier? We hebben het antwoord eigenlijk al gelezen. En als ik deze vragen, of als jullie deze vragen beantwoorden, en ik kan ze niet voor jullie beantwoorden, ik kan alleen maar bepaalde gedachten meegeven, als wij die vier vragen beantwoorden, dan is onze toewijding, dan is ons commitment beslist voor eens en altijd. Waarom was Mozes daar? Ik ben begonnen met te zeggen dat Mozes gered was van de dood. God had hem gered. Want alle kleine jongens moesten gedood worden die geboren werden. God had hem gered. Waarom was hij daar? God had een plan. God had een plan voor Mozes om Zijn volk uit Egypte te leiden. Dat was het plan van God. En hij werd een zoon van de farao, hij was in het paleis, hij was een prins. Toen dode hij iemand en hij werd een herder. Soms vraag je je af waarom wacht God zolang? Maar ik denk dat God wist dat Hij Mozes efkes naar beneden moest brengen. Dat God de trots en de arrogantie van die prins moest wegkrijgen. De beste manier was om hem 40 jaar door de woestijn te laten trekken met die schapen en die kudde. Dat hij wist: eigenlijk beteken ik niet veel. Veertig jaar lang. Ik ben 40 jaar oud, dus dat wil zeggen dat ik al 40 jaar met die schapen zou aan het rondtrekken zijn. Dat is toch een lange tijd he? En ik denk na 40 jaar, dat mijn ego al een beetje gekrompen is, als ik 40 jaar met die schapen door de woestijn loop. Dank God, dat ik dat niet moest doen. Maar dat is wel nodig. Het is nodig dat God die trots in ons leven weg krijgt; dat Hij die arrogantie in ons leven weg krijgt; dat Hij die jeugdige energie van 'ik ga het hier eens doen, ik ga het hier forceren' dat Hij dat wegneemt. Neen, Gods tijd, Gods gepaste tijd. Gods tijd is belangrijk. We kunnen dingen niet forceren. We kunnen mensen niet forceren om God te geloven. We kunnen hen niet forceren om te geloven dat Jezus Christus de zoon van God is. Maar wat we wel kunnen doen is een licht zijn. Wat we wel kunnen doen is zorgen dat als we spreken, dat het aangenaam is. Ja, dat die woorden, dat het woorden zijn die opbouwen, dat het woorden zijn die tonen wat die God in ons gedaan heeft. Dat die God die trots en die arrogantie weggenomen heeft, en dat hij ons een week hart gegeven heeft, een hart dat geeft om andere.

Wanneer God werkt, dan mogen wij meewerken. Hetzelfde met Mozes. God kon dat zelf doen. God is almachtig. Maar God gebruikte Mozes, en Hij wilde dat Mozes met Hem meewerkte. Maar daarvoor moest Mozes zijn eigen wil aan de kant zetten. Mozes kon zeggen: "Laat mij nog efkes 40 jaar door de woestijn trekken met mijn schapen. Dat was juist zo leuk". Neen, Mozes uiteindelijk, stopt met te doen wat hij aan het doen was, en hij doet wat God wil. Dat lezen wij in Exodus, ik ga het niet lezen vandaag, anders zitten we hier nog een paar uur. Maar Mozes gaat terug naar farao, gaat terug naar het volk. Misschien met een klein hartje. Als je daar efkes aan zo'n drie miljoen Israëlieten moet gaan zeggen: "God heeft mij gestuurd", oef, "wij gaan hier vertrekken.". Vooral, de boodschap was niet: "Hallo, ik ben Mozes". De boodschap was: "We zijn hier weg. God heeft gezegd dat we hier moeten vertrekken.". En niet iedereen riep "Halleluja!". Niet iedereen zei: "O, Mozes, hoera.". Neen, iedereen zei: "Wie ben jij? Wie denk je wel dat je bent?". En Mozes zegt: "God heeft mij gestuurd, de God van jullie vaderen, de God van Abraham, Isaak en Jakob, Die heeft mij gestuurd.". God zegt dat Hij is: "Ik ben die Ik ben.". Dat was zijn antwoord. Hij sprak tot hen en hij toonde de tekenen. Hij deed de wil van de vader. Mozes werd door God uitgekozen om het volk van God uit Egypte te leiden.

Soms hoor je een keer van: ho, ik heb een woestijnervaring. Ik weet niet wat ze daarmee bedoelen. Ik denk dat ze daarmee bedoelen dat ze een moeilijke tijd hebben. Maar de woestijnervaring waar God over spreekt is die van Mozes, niet van die van het volk van Egypte. Het was die van Mozes. Die woestijnervaring waar Hij zegt: "Mozes, Ik ga jou zo klein maken en op dat moment zal ik u gebruiken.". En dat is wat God, met elkeen van ons, wil doen. Als we droge periodes hebben in ons leven, als je momenten hebt waarop je zegt van: "Ik weet het niet goed. God wat wil Hij eigenlijk voor mij?". God is aan het wachten tot dat je zegt: "Heer ik stop met te doen wat ik doe. Ik stop met mijn eigen ding. Ik wil U ding doen.". Hij wachtte totdat Mozes aan het kijken was naar die struik. En dan zei Hij: "Mozes". En Mozes zei: " Hier ben ik". God is ons aan het klaarmaken. Continu. Henk Binnendijk spreekt over die blok, die blok massief. Hij sprak over Michelangelo, die een paard aan het hollen was, aan het vormen was, uit een blok marmer. En Michelangelo zei, toen iemand vroeg hoe doe je dat?, hij zei: "Dat paard zit er al in. Ik ben gewoon de rest, het overbodige, aan het wegdoen.". Dat is wat God met ons doet. Als je een woestijnervaring doormaakt. Dan is God aan het zorgen dat al de rest weg is, al hetgeen overbodig is, maar dat Hij zorgt dat wat erin zit, dat dat gevormd wordt. God wil hebben dat wij klein worden, opdat Hij groot mag zijn. Dat is wat Hij wil. Hij wil werken aan ons. Hij wil die trots wegnemen. Hij wil die eigendunk wegnemen. Hij wil dat aspect van: "Heer, ik weet het beter," wegnemen. Dat aspect van: "Heer ik beslis in mijn leven wat ik doe". Hij wil ons zo klein maken, Hij wil ons vernederen tot dat punt dat wij zeggen: "Heer, niet mijn wil, maar U wil geschiede.". Daarom zijn we hier. Wij zijn hier om Zijn wil te doen. Maar niet alleen Zijn wil, we hebben het gelezen in 1 Korinthiërs hoofdstuk 6, wij zijn hier om God te verheerlijken. Wat staat er daar in hoofdstuk 6, vers 20 van 1 Korinthiërs? Daar staat: 'U bent immers duur gekocht. Verheerlijk daarom God in uw lichaam en in uw geest, die van God zijn.'. Wij zijn hier om God te verheerlijken. We zijn hier om God te verheerlijken in ons lichaam en in onze geest. Als jij je afvraagt waarom je hier bent, moest je dat nog niet weten, dat is de reden. Soms heb je mensen die dat zeggen: "ik weet eigenlijk niet waarom ik hier ben. Waarom heeft God me hier gebracht?" Daarom. God wil hebben dat we Hem verheerlijken, maar niet alleen al zingend, neen, verheerlijken wil zeggen dat we ons leven neerleggen. Verheerlijken wil zeggen dat we God verheerlijken in ons lichaam en in onze geest, dat we Zijn wil doen. Dat is verheerlijken. Wij kunnen perfect hier staan zingen en ons eigen ding doen achteraf. Neen, God Wil hebben dat we ons leven neerleggen, dat we Hem verheerlijken en als wij weten waarom dat we hier zijn, dan weten wij ook wat wij moeten doen. En dan gaan wij zorgen dat ons leven Jezus Christus, de zoon van God, weerspiegelt.

Want Hij zal in ons leven, en wij gaan Zijn wil doen. En anderen zullen zeggen: "Die heeft iets speciaals."

We hebben geen woorden nodig hoor? Christus in ons, de hoop op heerlijkheid. Als mensen dat zien in ons leven, dan zien ze dat er iets anders is. Dan zien ze God weerspiegeld in wat wij doen, in wat wij zeggen, op elk moment. Zie, wij moeten de mensen Jezus tonen. En wij doen dat door Hem te volgen. Dus: de eerste vraag was: Wie is deze God? Het antwoord is: dat Hij de Schepper is, de eeuwige God, de God van onze vaderen van Izaak, Abraham, en Jakob.

De tweede vraag was: wie ben ik? Wij zijn verzoend met God. We zijn verlost door het bloed van Jezus Christus. We zijn kinderen van God. De derde vraag was: aan wie behoor ik toe? Wij behoren Hem toe. Het resultaat of de uitkomst van dat antwoord is dat we zeggen: "Jezus, ja". Dat is het resultaat. De vierde vraag was: waarom ben ik hier? Het antwoord is: om God te verheerlijken. Om God te verheerlijken in wat wij doen, in wie wij zijn, in wat wij spreken. Dat is het antwoord. Elk van ons, wij moeten die vragen beantwoorden. Ik heb jullie de antwoorden vanuit de Bijbel gegeven. Maar die moeten onze antwoorden zijn. En als dat niet zo is, dan heeft dat een impact op het antwoord op de vraag: ben je bereid Christus te volgen, wat de gevolgen ook zijn? Denk eens goed na over die vier vragen. Ik geef u die vier vragen mee. Denk er eens goed over na. Want als de antwoorden die ik gegeven heb, de antwoorden zijn, die wij elk van ons geven, dan is de vraag: welk recht hebben wij nog om ons eigen leven te leiden? Welk recht hebben wij dan om onze eigen ding te doen? Ja, uw eigen ding doen dat is niet Gods concept, dat is niet het Bijbelse concept. Het Bijbelse concept is dat wij ons leven neerleggen voor onze Heer Jezus Christus. Ja, dat Hij onze persoonlijke Verlosser is, maar ook onze Heer en Meester. Dat heeft een impact op wat wij doen, dat heeft een impact op hoe wij leven. Kijk, sommigen zijn geroepen tot bediening, maar dan kun je niet zeggen: "Heer ik kan niet gaan, ik kan het niet doen". Anderen zijn geroepen om andere dingen te doen in de kerk. Dan kun je niet zeggen: "Heer, ik heb geen tijd", of "ik kan dat niet, ik ben niet bekwaam". Kijk, voor elk van ons moet er een tijd zijn, en ik hoop dat je die tijd, dat moment, al gehad hebt, waarop dat je zegt: "Heer Jezus, alles wat ik ben, alles wat ik heb, ik geef het aan U, want het is van U. Heer, ik erken U als mijn Redder, ik erken U als mijn Heer, ik erken U als mijn Meester, als Diegene die de autoriteit heeft over mijn leven.

"Heer, waar U mij ook leidt, zal ik gaan. Wat u ook maar vraagt, zal ik doen. Hoelang, wanneer, hoe? Het antwoord is: ja Heer."

De vraag was ben je bereid Christus te volgen, wat de gevolgen ook zijn? Hoe bereid ben je? Waar sta je met je commitment, waar sta je met je toewijding?

Kijk, de Bijbel zegt dat op het moment dat je Jezus vertrouwde als je persoonlijke Verlosser, dan werd Jezus jouw leven. Galaten hoofdstuk 2, vers 20, en daarmee wil ik eindigen.

Galaten 2: 20: 'Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef, maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef, leef ik door het geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven.'

Paulus zegt: "Ik ben met Christus gekruisigd; en niet meer ik leef.' Ja, ik leef niet meer. Ik doe niet meer mijn eigen ding. 'Maar Christus leeft in mij; en voor zover ik nu in het vlees leef', zegt Paulus - wij hebben nog altijd een lichaam -  'leef ik door het geloof in de Zoon van God'. Dat is wat ons leven moet zijn. Niet meer ik, maar Christus; niet meer mijn wil, maar Zijn wil. Voor elk van ons. Wij zijn van hem. We behoren hem toe.

En als wij hem niet volgen, dan zijn we Hem eigenlijk aan het onthouden wat al van Hem is. Dan zeggen we eigenlijk: "Heer, ik behoor U toe, maar ik zal het zelf wel doen.". Kijk, hoe kun je van Hem onthouden wat al van Hem is? De eerste vraag was: wie is deze God?

Tweede vraag was: wie ben ik? De derde vraag was: aan wie behoor ik toe? En de vierde vraag was: waarom ben ik hier? En de antwoorden op die vragen bepalen hoe toegewijd wij zijn.

Heer, God, almachtige Vader. Dank U Heer dat U zo een goede God bent. Dank U Heer dat wij U 'Vader' kunnen noemen. En dank U Heer dat U steeds bij ons bent. Wij danken U dat wij U kunnen verheerlijken Heer; dat U ons uitverkoren hebt, en dat U ons gekozen hebt Heer, om U te dienen, om discipelen van Jezus Christus te zijn. Heer, werk in ons hart, dat wij op elk moment Heer, U verkiezen boven al het andere; dat wij beseffen Heer, Wie U bent; dat wij beseffen Heer, wie wij zijn in Christus; dat wij beseffen Here, Wie wij toebehoren; dat wij beseffen Heer, waarom wij hier zijn. Ook al zijn we hier maar een beperkte tijd, U hebt een taak voor ons. In Jezus machtige Naam, amen

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Ben je bereid Jezus te volgen? (deel 3)

Ben je bereid Jezus te volgen? Wat de gevolgen ook zijn? In het leven van ieder christen was er een moment dat hij of zij Jezus aangenomen heeft als persoonlijke verlosser. Maar was er ooit een moment waarop je jezelf ertoe verbonden hebt om Jezus te volgen … wat Hij ook maar vraagt? Een uitdagende vraag die je leven kan veranderen.

De boodschap vorige week had als titel, zou je kunnen zeggen: De oproep tot toewijding, de oproep tot commitment en de vraag die ik jullie gesteld had, was: ben je bereid Christus te volgen? Wat ook de gevolgen zijn?

Hoe bereid ben je? Waar sta je met je commitment? Waar sta je met die toewijding? Ik had jullie beloofd dat het een uitdagende boodschap ging zijn en dat ik jullie ging uitdagen omdat ik zelf ook uitgedaagd werd.

Toen ik dat voorbereidde en zelfs terwijl ik het predikte, werd ik uitgedaagd. Dat is het voordeel. Je krijgt het twee keer of zelfs meer.

Ik had jullie gezegd: De meesten onder ons hebben Christus aangenomen als persoonlijke verlosser. Maar is hij ook Heer en Meester van ons leven? Is er een moment geweest in ons leven waarop we gezegd hebben: "Jezus, hier is mijn leven? Doe ermee wat je wil!"

Ik had jullie verteld dat toewijding - commitment - dat dat te maken heeft met een moment waarop je beslist, en dat is een moment dat kan terugkomen. Ja, dat je zegt: Ik geef mijn leven over. Ik leg mijn leven neer, vrijwillig, bewust, voor mijn Heere Jezus Christus, wat Hij ook wil, ook wel waartoe Hij mij ook roept.

We hadden gesproken over Romeinen hoofdstuk 12 vers 1. En misschien gaan we er even naar toe, gewoon om even op te frissen. Romeinen hoofdstuk 12 vers 1, waar Paulus zegt: Ik roep u er dan toe op broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke eredienst. En ik had jullie verteld dat als er geofferd werd, dan kwamen de mensen met een dier, dan kwamen mensen met een reukoffer, ja, met iets en men gaf dat aan de priester.

Dus dat is het offer. Wat Christus van ons verwacht is dat wij ons leven aan Hem geven, dat ons leven niet meer van ons is, maar dat het van Hem is. Dat is wat heer en meester wil zeggen en het is niet voldoende om Jezus te aanvaarden als persoonlijke Verlosser. Neen, wij moeten ons leven neerleggen zoals Christus Zijn leven neergelegd heeft voor ons. We hadden gesproken over Jezus. Wat zei Jezus? "Ik ben niet gekomen om Mijn wil te doen, maar om de wil van de Vader te doen." Jezus, de Zoon van God, die zegt: Ik ben hier niet om mijn eigen ding te doen. Ik ben hier om te doen wat God gepland heeft. De vraag die ik gesteld had was: Wat willen wij doen? Willen wij ons eigen ding doen of willen wij doen wat God van ons verlangt? Je eigen ding doen is niet Bijbels.

We hadden gesproken over Mozes in Exodus hoofdstuk 3 en 4, waar we zien dat Mozes gered was door God. Eigenlijk moest hij gedood worden, maar ze hadden hem in een mandje gezet, bestreken met pek en ze hadden hem in een mandje gezet in de Nijl. De dochter van de farao had hem gevonden. Hij werd opgevoed door zijn moeder en dan werd hij naar de dochter van de farao gebracht en hij was in het huis van farao gedurende 40 jaar. Maar toen vermoordde hij iemand. Hij doodde iemand. Hij vluchtte en vluchtte naar de woestijn of het uiteinde van de woestijn.

Hij was daar 40 jaar als herder en op een dag wandelt hij met zijn schapen.

Een dag als een ander. Hij werd wakker en hij dacht: wat ga ik vanmorgen doen? Een keer op de tablet spelen? Nee, dat bestond nog niet. Een keer naar televisie kijken? Neen, dat bestond niet. Wat deden ze? Ze pakten hun schapen en wandelden rond, gaven ze eten, gaven ze water en de dag was voorbij. Er gebeurde niet veel in die dagen. Er was weinig afleiding. Henk Binnendijk zegt dat heel goed. Hij spreekt over afleiding, verleiding en misleiding. Maar wij moeten Gods leiding hebben, niet die andere drie. Mozes had geen afleiding. Mozes had alleen zijn kudde. En hij zorgde voor die kudde, voor dat kleinvee. En Mozes was aan het wandelen We hebben gezien: Mozes was aan het wandelen en opeens zag hij dan die struik. Die struik stond in brand en er was vuur, maar dat vuur verteerde die struik niet. Er was vuur. Er staat dat de Engel des Heren als een vuur in die struik wakkerde. Maar die struik bleef daar staan en Mozes dacht: Dat ziet er interessant uit. Daar moet ik toch eens naar gaan kijken. We gaan even naar Exodus hoofdstuk 3. En aan de hand van de passage in Exodus hoofdstuk 3 en 4 wil ik vier vragen stellen en de eerste twee vragen heb ik jullie vorige week al gesteld. Maar ik ga ze even kort herhalen. Moest je ze vergeten zijn en ook voor de nieuwe mensen, wil ik ze toch nog even herhalen.

Ja, wat zien we in Exodus hoofdstuk 3, vers 2:'En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Hij keek toe, en zie, de doornstruik brandde in het vuur, maar de doornstruik werd niet verteerd. 3 Mozes zei: Laat ik nu naar dat indrukwekkende verschijnsel gaan kijken, waarom de doornstruik niet verbrandt. 4 Toen de HEERE zag dat hij ging kijken, riep God tot hem uit het midden van de doornstruik en zei: Mozes, Mozes! Hij zei: Zie, hier ben ik!' Mozes, die zag dat indrukwekkend verschijnsel. Hij dacht: Laat ik daar eens naar gaan kijken. Waarom die doornstruik niet verbrandt? En op dat moment zag God dat Hij de aandacht had van Mozes. En God zei: "Mozes". God zag dat hij ging kijken en op dat moment sprak God. Net zoals in ons leven. Het moment dat God ziet dat wij kijken, dan spreekt Hij tot ons. Zolang we bezig zijn met ons eigen ding, met onze prioriteiten, dan zegt God misschien heel veel, maar wij horen het niet. We zijn zo bezig. Wij zijn zo bezig om ons eigen ding te doen, maar Mozes stopt met het doen van zijn eigen ding. Hij stopt met het hoeden van zijn kleinvee en hij gaat kijken. En op dat moment zegt God: "Mozes". En Mozes zegt: "Hier ben ik". Als God tot ons spreekt, is dat onze respons?

Als God zegt, zeggen wij: "Hier ben ik. Heer, wat u ook vraagt, dat ga ik doen."

En God begint hier een gesprek met Mozes en Hij zegt in vers 5: 'Kom hier niet dichterbij. Doe je schoenen van de voeten, want de plaats waarop je staat is heilige grond.' En in deze passage gebeurt iets heel speciaals. Mozes was de zoon van farao. Hij was in farao's huis, het huis van de koning en was een prins, maar hij moest vluchten omdat de farao hem wilde doden en hij werd een herder. Hij ging van heel hoog naar heel laag.

Maar op dit moment - Mozes, 80 jaar oud - zien we dat God hem roept. God roept hem om de redder te worden van Zijn volk, om de leider te worden van Zijn volk. De gids, de raadgever, de rechter, en we zien dat verder in de boeken dat hij ook rechter is voor zijn volk. Mensen komen bij hem om te vragen: "wat moet er gebeuren?" En hij heeft een enorme verantwoordelijkheid gekregen van God. God stelt hem aan om Zijn volk te leiden. Ik was daar vanmorgen over aan het nadenken. Dat is niet min. God vraagt aan Mozes om Zijn volk te leiden. In de ogen van Zijn volk was Mozes geen Israëliet. Hij was de zoon van de dochter van de farao. De kleinzoon van de farao die een moord begaan had. Dat was de persoon die hij was.

Een beetje zoals Paulus die begint het evangelie te prediken en iedereen zegt: "Wat is dat hier?". Hij vervolgt ons eerst en nu predikt hij Jezus Christus.

Op die manier gaat Mozes terug. Op verschillende momenten stelt Mozes verschillende vragen, maar de eerste vragen die hij stelt is:" Wie bent u?" Dat was de eerste vraag die ik jullie verteld had die wij moeten beantwoorden om te weten waar wij staan met ons, met onze toewijding aan ons commitment. Eerste vraag is: "Wie is deze God?" En het antwoord van God was in vers 6: 'Ik ben de God van uw Vader, de God van Abraham, de God van Izaak en de God van Jakob. En Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was bevreesd God aan te kijken’. Mozes kende die God. Zijn moeder had hem over die God verteld. Hij kende die God. En een beetje verder zegt God tegen Mozes, in vers 14: 'Ik ben die Ik ben. Ik ben de Eeuwige God.' En God zei tegen Mozes: "Als je naar de Israëlieten gaat, zeg dan wie Ik ben, zeg dat Ik de God van de vaderen ben. De God van Abraham, de God van Izaak, de God van Jakob. En dat deze God jou gezonden heeft. Vertel hen dat Ik ben die Ik ben." God zegt tegen Mozes: "Laat er geen twijfel over bestaan. Ik ben de schepper van het heelal."

De vraag die God stelt, riep waarschijnlijk heel veel vragen op bij Mozes. Mozes moet dan nu teruggaan na 40 jaar in de woestijn. Waarom zouden ze Mozes moeten volgen? Wie was hij? Hij was een herder, hij was iemand die een moord gepleegd had. Zou farao hem wel laten gaan. Mozes was enorm bezorgd over wat God hem vroeg. Daarom vroeg hij, hij zei niet neen God, hij zei gewoon tegen God: "wat moet ik zeggen?" En God zegt hem: "Zeg wie Ik ben." En de tweede vraag die we ons moeten stellen, als de tweede vraag die Mozes stelt in vers 11. De tweede vraag is: wie ben ik? Ja, Mozes zegt tegen God: nu dat ik weet wie Jij bent, wie ben ik dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zo leiden? God antwoordde niet: Mozes, je bent één van hen. Dat was niet het antwoord van God. Het antwoord van God was in vers 12: 'Voorzeker, Ik zal met u zijn, dit zal voor u het teken zijn dat Ik u gezonden heb: Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen op deze berg.' God zei tegen Mozes: "Mozes, Ik ben bij jou, Ik heb een relatie met jou."

Ik zal een teken geven. Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen. Mozes moest dat niet doen op eigen kracht. Mozes moest zelf niet de Israëlieten uit Egypte krijgen. Hij was uiteindelijk alleen maar de boodschapper. Hij was niet degene die het moest verwezenlijken. God was met hem en we zien doorheen dat verhaal dat God wonderen werkt. En dat uiteindelijk de farao hen laat gaan.

Een beetje later beklaagt hij zich dat. Je kunt hem geen ongelijk geven. Hij had daar 3 miljoen slaven die aan het werken waren aan prachtige monumenten en opeens waren die allemaal weg. Al dat gratis werkvolk. Gelijk welke werkgever zou daar droevig om zijn.

Maar hij had hen in zijn macht en God wilde dat niet. God wilde niet hebben dat de autoriteit over hun leven dat dat de farao was. Hij wilde dat de autoriteit over hun leven God was, de god van Abraham, Izaak en Jakob.

Hij zei tegen Mozes: "Ik ben met jou. Ik zal bij u zijn. Want ik ben de God van uw vader. Ik zal ook op dezelfde manier bij jou zijn." Als wij zeggen dat de God van dit Boek onze God is, dan moeten wij ook Zijn autoriteit aanvaarden. Dan moeten wij aanvaarden dat Hij degene is die ons leven leidt. Dan zijn we dienaars van de levende God, van de eeuwige God. En God wil hebben dat wij inzien wie we zijn, en Hij wil hebben dat we zien wie Hij is, niet een beeld dat we zelf hebben. Hij wil niet hebben dat we zelf een beeld vormen, want dan aanbidden wij een beeld. Neen, Hij wil hebben dat wij Hem aanbidden zoals Hij is.

Daarom heeft hij Zijn Woord gegeven; daarom heeft Hij profeten gestuurd; daarom heeft Hij uiteindelijk Jezus Christus Zijn Zoon gestuurd om Zichzelf te openbaren aan ons. Dat wij mogen zien wie die God is. En niet alleen wil Hij hebben dat wij weten wie Hij is, Hij wil hebben dat we weten wie wij zijn. Wie zijn wij? Wij zijn kinderen van God. Hij heeft ons de macht gegeven om kinderen van Hem te zijn, staat er in Johannes hoofdstuk 1. Dat heeft Hij gedaan in Jezus Christus, die voor ons gestorven is; die opgestaan is uit de dood; die aan de rechterhand van de Vader zit; die in ons leeft. De Bijbel zegt dat God de Vader en Jezus Christus woning hebben in ons.

Hij heeft ons verlost door Zijn bloed. Dat is wie wij zijn. We zijn gereinigd, we zijn geheiligd door de Zoon, we zijn apart gezet. Hij heeft ons uitverkoren. Dan mogen we niet vergeten. We zijn een discipel van Jezus Christus. Wij volgen Hem.

Matteüs hoofdstuk 10, daar wil ik toch even naar teruggaan. Vers 37.

Daar staat: 'wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard. 38 En wie zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mij niet waard. 39 Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden.'

Jezus verwacht van ons dat wij snappen wie God is en Hij verwacht van ons dat wij beseffen wie wij zijn in Christus. Maar Hij zegt heel duidelijk dat wij keuzes moeten maken; Hij zegt heel duidelijk dat wij Hem moeten volgen. En Hij zegt wie zijn leven vindt zal het verliezen. Als wij ons eigen ding doen, sorry, dat is niet wat God wil, dat is niet Bijbels. Wij moeten de wil van de Vader doen, net zoals Jezus gekomen is om de wil van de Vader te doen. Want als wij in ons leven ons eigen ding doen, dan verliezen wij het leven dat God ons geeft. Maar als wij ons leven verliezen, als wij ons leven neerleggen, ons eigen ding aan de kant zetten om Gods ding te doen, dan zullen wij het leven vinden, het eeuwige leven.

Dat waren de eerste twee vragen. Wie is die God en wie ben ik? We gaan terug naar Exodus. Maar in hoofdstuk 4 vers 1. Daar zien we dat Mozes begint te twijfelen. En wat zegt Mozes? 'Maar zie, ze zullen mij niet geloven en niet naar mijn stem willen luisteren, want zij zullen zeggen: de Heere is niet aan u verschenen. 2 De Heere zei tegen hem: Wat hebt u daar in uw hand? En hij zei: een staf.3  Hij zei: werp hem op de grond. En hij wierp hem op de grond en hij werd een slang. Mozes vluchtte ervoor.4  Maar de Heere zei tegen Mozes: Strek uw hand uit, en grijp hem bij zijn staart, - toen stak hij zijn hand uit en greep hem vast, en hij werd weer een staf in zijn hand – 5 opdat zij geloven dat de Heere aan u verschenen is, de God van hun vaderen, de God van Abraham, de God van Izaak en de God van Jakob.

God herhaalt continu aan Mozes wie Hij is. Je moet dat eens doorlezen. Het valt op. God blijft het herhalen en Hij geeft aan Mozes tekenen. En Hij spreekt dan over zijn hand steken in zijn boezem. En die hand, die wordt melaats en als hij zijn hand terug steekt in zijn boezem dan is hij terug normaal.

Maar God kent het volk van Israël en God zegt: als dat nog niet genoeg is, als ze niet naar de boodschap van het eerste teken willen luisteren, dat zij dan toch wel, na de boodschap van het laatste teken, zullen geloven. En vers 9: 'En mocht het zijn dat ze die twee tekenen ook nog niet geloven. Ja, God kent de mens. En dan zegt Hij 'dan moet u water uit de Nijl nemen en dat uitgieten op het droge. Dan zal het water dat u uit de Nijl zult nemen veranderen, ja, in bloed veranderen op het droge.

God zegt tegen Mozes: "Ik ben bij u. Ik heb u geroepen om dit te doen." En Mozes kon wegwandelen. Mozes kon zeggen: "God, ik ben bezig met mijn schapen, ik heb het druk." Neen, Mozes zegt: "maar Heer zal dat hier wel lukken? Gaat dat hier wel lukken?" En dan zegt God: "kijk, je gaat dingen doen die je niet kan, je zult tekenen kunnen doen." En dan zegt Mozes in vers 10: Och Heere, ik ben geen man van veel woorden. Dat ben ik sinds jaar en dag al niet, zelfs niet vanaf het ogenblik dat U tot Uw dienaar gesproken hebt, want ik spreek onduidelijk en moeizaam.

De derde vraag die ik wil stellen is de vraag: aan wie behoor ik toe? De eerste vraag was: wie is die God? De tweede vraag is: wie ben ik en de derde vraag is: aan wie behoor ik toe? Wat is Mozes hier aan het doen? Mozes begint excuses te geven. Mozes zegt: "ze gaan niet luisteren naar mij"; hij zegt: "maar ik kan niet spreken, ik heb dat talent niet; God, U hebt de verkeerde gekozen". De alwetende God heeft de verkeerde persoon gekozen. Onze God is een alwetende God.

En Mozes zegt, en hij is niet de enige, ik denk dat iedereen dat doe":' Maar God, ben Jij dat wel zeker?" Ik denk dat God er niet aan begint als Hij niet zeker is. Ik denk dat God heel goed weet wat Hij doet. En toch zeggen wij: "ja, maar Heer, ze gaan niet luisteren, we hebben dat al tien jaar geleden al geprobeerd en dat werkte niet." Tien jaar geleden is nu niet. "Maar God ik kan dat niet." Als God u iets vraagt, dan zal Hij wel zorgen dat je het kunt.

En wat zegt God in vers 11? Wie heeft de mens een mond gegeven? Of wie maakt iemand stom, doof, ziende of blind? Ben ik het niet, de Heere? 12 Nu dan, ga, Ik zal Zelf met uw mond zijn, en u leren wat u spreken moet. God zegt: je bent van Mij. Ik heb u een mond gegeven. Ik ben degene die ervoor zorgt als iemand niet kan spreken of doof is of niet kan zien. En Hij zegt: 'Ga, Ik zal zelf met uw mond zijn en u leren wat u spreken moet.' Dan zegt Mozes: "Dank U Heer". Neen, hij zegt:13 Och Heere, zendt toch iemand anders, door wiens hand U deze boodschap ook maar wilt zenden. Mozes zegt: "Maar God toch, U weet niet waar Gij aan begint. Het is wel aan ik, aan Mozes hé, dat U dat vraagt."

Wat staat er in vers 14? 'Toen ontbrandde de toorn van de Heere tegen Mozes.' Ik denk dat Zijn geduld op was.

Maar God wist dat Mozes dat kon en Mozes zegt: "Pak iemand anders". Wie behoren wij toe? Behoren wij God toe? Kijk als wij gered zijn door Gods genade, gekocht met Zijn bloed, dan heeft Hij voor ons een prijs betaald. Wij behoren hem toe.

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Ben je bereid Jezus te volgen (deel 2)

Ben je bereid Jezus te volgen? Wat de gevolgen ook zijn? In het leven van ieder christen was er een moment dat hij of zij Jezus aangenomen heeft als persoonlijke verlosser. Maar was er ooit een moment waarop je jezelf ertoe verbonden hebt om Jezus te volgen … wat Hij ook maar vraagt? Een uitdagende vraag die je leven kan veranderen.

Er zijn vier vragen die essentieel zijn voor elk van ons, die wil gehoorzaam leven voor God, aan God, voor elk van ons die Zijn heerschappij wil eerbiedigen, die wil zeggen: Heer Jezus, Jij bent mijn Heer en Meester. En voor elk van ons die zich wil toewijden aan Jezus Christus. Met die vragen wil ik de essentie van toewijding aantonen. En die vragen staan hier in Exodus hoofdstuk 3 en 4. En het is niet klein wat God aan Mozes vraagt. Het is niet iets als: breng wat water om dat vuur hier te doven. Neen, dat is niet wat God vraagt. God vraagt aan Mozes om de leider te worden van het volk van Israël. God vraagt aan Mozes dat hij de redder zou worden van het volk van Israël, dat hij hen uit Egypte zou leiden, dat hij hun gids zou zijn op weg naar het beloofde land. En als je kijkt wat Mozes allemaal doet, dan realiseer je dat Hij verlangt van Mozes dat hij hun raadgever wordt. Mozes zat daar soms dagen lang, mensen stonden in rij aan te schuiven om advies te vragen aan Mozes.  Tegelijkertijd vraagt God ook dat hij de rechter wordt van het volk. Hij geeft Mozes een enorme verantwoordelijkheid. Het is niet zo simpel wat Hij vraagt. Maar Hij geeft hem die verantwoordelijkheid onder Gods autoriteit. Hij zegt niet: Ik roep je en doe maar. Neen, Hij zegt: Ik roep je maar je staat onder Mijn autoriteit. God vraagt Mozes om zich toe te wijden, toe te wijden om terug te gaan naar Egypte. Denk je dat hij stond te springen? Hij was een moordenaar, misschien werd hij wel gearresteerd. En hij werd gevraagd door God om met de farao te gaan spreken. Een herder. En de farao wilde hem vermoorden, we hebben het juist gelezen, toen de farao van deze zaak hoorde wilde hij Mozes doden. Ok, die farao was dood, maar de volgende was er, die wist dat ook. En hij moest dan iets doen, hij moest aan de farao vragen: Je bent hier allemaal mooie gebouwen aan het bouwen, beste farao, en je hebt daar gratis werkvolk, laat ze eens gaan, ik zou eens willen weggaan met hen. Dat lijkt me echt zo een missie waarvoor je staat te springen. Piece of cake. En hij werd dan nog eens gevraagd om hen te begeleiden naar het Beloofde Land. Het lijkt me niet moeilijk he, wat hem gevraagd wordt. Neen, wat hem gevraagd werd was een onmogelijke taak. Moest God niet met hem zijn, dan kon hij dat niet doen. Maar God wil toewijding. God verlangt van Mozes toewijding. Maar God is met hem. We hebben het gelezen in de Psalmen: God is voor ons en Hij is achter ons, en als christen is Hij in ons. De almachtige God, de alwetende God is in ons. En niet alleen dat, hij moest naar dat volk van Israël. En wat zouden zij zeggen? 'Wie denk je wel dat je bent? Gaan wij ons leven riskeren om hier te vertrekken en jou te volgen? Je was een koningszoon bij de farao en nu wil je hebben dat wij jou volgen; je hebt iemand vermoord en wij moeten jou volgen?' Ik denk dat Mozes echt wel dacht: Ik ga dat hier doen. En daar stopt het niet. Hij moest hen dan nog eens leiden door de woestijn. Je hebt daar zoveel eten en drinken, dat is een fantastische plaats om drie miljoen Israëlieten mee te pakken. Allen daarheen. Neen, wat een uitdaging! Maar God stelde hem een vraag: Wil je Mij dienen? Hoe kan God dat van iemand verlangen? Maar Hij verlangt het. Net zoals Hij van elk van ons verwacht dat we toegewijd zijn. Toewijding heeft te maken met onvoorwaardelijk ons leven neerleggen voor de Zoon van God. Onvoorwaardelijk. Het is niet: God als U me dat soort horloge of dat soort auto geeft, of als ik bij U mag zitten, daar op die stoel naast U als ik in de hemel kom... . Neen, onvoorwaardelijk. Dat wil zeggen dat wij ons leven neerleggen voor Hem, dat wij Zijn heerschappij, Zijn meesterschap over ons leven erkennen, dat Hij de controle heeft. Maar dat wil zeggen dat wij de controle moeten loslaten, en dat wij moeten stoppen met ons eigen ding te doen. Om te snappen wat toewijding is, moeten we vier vragen beantwoorden. En jullie moeten die beantwoorden. Ik zal het antwoord geven, maar je moet zelf checken of je hetzelfde antwoord hebt. 

De eerste vraag is: Wie is deze God? 

Wie is die God die ons vraagt om ons leven te onderwerpen aan Hem? Exodus 3: 6 Wat zegt God? Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. De reactie van Mozes was: Mozes bedekte zijn gezicht, want hij was bevreesd God aan te kijken.  Mozes wist wie die God was. Het was de God van zijn vader, niet van zijn vaderen staat er hier, de God van Abraham, Isaak en Jakob. Ik denk dat God zijn aandacht getrokken had. Het eerste dat God doet, is zeggen: Ik ben God, de God van uw vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. Velen zijn God niet toegewijd omdat ze God niet kennen. Ze aanbidden een God, maar is het de ware God? Is het die God Die Zijn autoriteit over ons leven wil uitoefenen? Is het die God Die wil dat we ons leven neerleggen? Ja, wie is die God? En God zegt het verschillende keren. Herhaling is nodig. Vers 14 En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toegezonden. Ja, IK BEN DIE IK BEN, de eeuwige God. Laat er geen twijfel over bestaan. Hij is de eeuwige God. Vers 15 Toen zei God verder tegen Mozes: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: DE HEERE, de God van uw vaderen, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob, heeft mij naar u toegezonden. Dit is voor eeuwig Mijn Naam, dit is Mijn Naam ter gedachtenis, van generatie op generatie. 16 Ga, verzamel de oudsten van Israël en zeg tegen hen: DE HEERE, de God van uw vaderen, is aan mij verschenen, de God van Abraham, Isaak en Jakob. God maakt duidelijk aan Mozes wie Hij is. De vraag was: Wie is deze God? en God zegt: Ik ben de God van uw vader, de God van Abraham, Isaak en Jakob; Ik ben Die Ik ben. En Mozes moest dit ook duidelijk maken aan de Israëlieten. God zegt: Ga naar hen en zeg Wie jou gestuurd heeft, zeg hen Wie Ik ben. Zoals ik daarstraks zei: Waarom zouden de Israëlieten Mozes moeten volgen? Hij was een moordenaar, hij leefde al veertig jaar in de woestijn of daar ergens in de buurt. Ja, waarom moeten wij jou volgen? Omdat God hem gestuurd heeft. Wij moeten die vraag beantwoorden voor onszelf: Wie is God? Wie is die God? Hij wil dat wij toegewijd zijn, Hij wil dat wij ons leven neerleggen, Hij wil dat we zeggen: God, kom binnen. Want dat is toewijding, zeggen: God, kom binnen, doe met mij dat wat U wil. Wat je ook maar wil Heer, wanneer je ook maar wil dat ik iets doe, waar je ook maar wil dat ik ga, ik zal het doen. Als God ons niet ten volle gebruikt dan moeten we efkes introspectie doen, vanbinnen kijken, om te checken of we niet gezegd hebben: God, tot hier en niet verder. God, ik wil eigenlijk nog mijn eigen ding doen hoor. Super, dat U mijn Verlosser bent, en halleluja, maar niet te dicht komen he. Het is nog altijd mijn leven, ik doe nog altijd dat wat ik wil, en dat vind ik plezant he God, dat blijf ik doen he. Neen, dat is niet wat God wil. Toen dat je jou leven gaf aan Jezus Christus en Hem aanvaardt hebt als je Redder, dan ben je geboren in een nieuwe familie. Dan ben je een nieuw Koninkrijk binnen gekomen en heb je de rechten van het oude koninkrijk opgezegd. Er gelden nu nieuwe wetten. En de wet is dat God Heer en Meester is; en de wet is dat wij Zijn dienaren zijn. En ja, Jezus noemt ons vriend, wij mogen Jezus onze vriend noemen. Maar niet alleen vriend, wij zijn Zijn dienaren. Wij zijn dienaren van Zijn Koninkrijk. Laat ons dat niet vergeten. Het is niet langer aan ons om te kiezen wat dat we doen, maar het is aan ons om Hem te vragen wat te doen. En God zal ons zeggen wat te doen. Want Hij is almachtig, Hij is alwetend en Hij weet wat er goed is voor ons. Ja, als Hij het niet weet dan hebben we wel een probleem. Maar Hij is alwetend, dus vertrouw op Hem. Hij is almachtig, dus vertrouw op Hem. Geloof je dat God de God is van Abraham, Isaak en Jakob? Geloof je dat God Zijn enig geboren Zoon gegeven heeft omdat Hij ons liefhad, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren gaat maar eeuwig leven hebbe? Geloof je dat? Dan heb ik nog een vraag: hoe kunnen we dan een deel van onszelf, van onze bezittingen, van onze tijd niet aan Hem geven? Als Hij de God is, de Schepper van hemel en aarde en regeert in ons leven? Met welk recht gaan we tegen Hem in om ons eigen ding te doen? De waarheid is: we hebben dat recht niet. We leven in een nieuw Koninkrijk.

De tweede vraag is: Wie ben ik?                                

Exodus 3: 11 Mozes zei echter tegen God: Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden? En kijk naar het antwoord. God zei niet tegen Mozes: Maar je bent één van die Israëlieten. Het is toch niet moeilijk. Ga terug naar je volk en zeg hen: Ga uit Egypte. Neen, in vers 12 zegt  Hij:  Voorzeker, Ik zal met u zijn, en dit zal voor u het teken zijn dat Ík u gezonden heb: Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen op deze berg. Wat zegt God op de vraag: wie ben ik? Hij zegt: Ik ben met u. Mozes, wij zijn met elkaar verbonden, wij hebben een relatie met elkaar. Ik heb u uitgekozen om als dienaar van Mij naar Egypte te gaan. Ik ben jouw God. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, Isaak en Jakob, maar Ik ben ook jouw God, en Ik ben bij je, Ik heb je gekozen. En als wij zeggen dat de God van dit boek, van de Bijbel, de God van Abraham, Isaak en Jakob, dat dat onze God is, dan is Hij Diegene die regeert in ons leven. Zo simpel is het. Dan zijn wij dienaars van de levende God. Kijk mensen, wij zullen nooit snappen wie wij zijn tenzij dat wij ons identificeren met de persoon van Jezus Christus. Snap je dat? Je zult nooit je ware identiteit snappen tenzij je je identificeert met de God van Abraham, Isaak en Jakob, tenzij dat je een relatie hebt met de levende God. En God wil hebben dat we inzien dat we iemand zijn, dat wij in Hem zijn, dat we van Hem zijn. 

Kijk mensen, als we ons vertrouwen gesteld hebben in God, als we ons vertrouwen gesteld hebben in Jezus Christus voor de vergeving van onze zonden, dan ziet God een verlost kind. Hij ziet Zijn kind verlost. Verlost door het bloed van Jezus Christus aan het kruis van Golgotha. Ja, wie ben ik? Ik ben een kind van God, en Zijn Zoon, Jezus Christus, heeft de prijs betaald voor mijn verlossing. Wij zijn vrijgekocht, dat is wie we zijn. We zijn apart gezet, we zijn geheiligd door Zijn Zoon, gereinigd door Zijn bloed, we zijn uitverkoren. Het was niet Mozes die tot God zei: God, ik heb een idee, ik ga efkes naar Egypte en ik zal ze er uithalen he. Neen, het was God Die ging naar Mozes, het is God die ons roept. Ja, wie zijn wij? Wij zijn een discipel van de Heer Jezus Christus. Je kunt Hem van ver volgen, in zonde, maar van heel dicht bij ook. En dat is toewijding. Kijk mensen, wij zijn aangenomen in de Geliefde. Dat is wie wij zijn. Onze zonden zijn vergeven, dat is wie wij zijn. We zijn behouden door Gods genade, we zijn gerechtvaardigd verklaard. Dat is niet niets he wie wij zijn. Maar het is alleen omdat wij ons identificeren met Jezus Christus. Dat is de reden. We zijn verzoend met God. Door het offer van Jezus Christus hebben wij verzoening ontvangen. Mattheüs 10: 37 - 39. 

Daarmee wil ik eindigen. De twee volgende vragen stel ik volgende week. 

Vraag één was: Wie is die God? Vraag twee is: Wie ben ik? Maar wat duidelijk is, is dat Hij toewijding verlangt van ons. Mattheüs 10: 37 Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waard; en wie zoon of dochter liefheeft boven Mij, is Mij niet waard. 38 En wie zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mij niet waard. 39 Wie zijn leven vindt, zal het verliezen; en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden. Wat staat er hier? God zegt : er is niets, maar dan ook niets belangrijker dan Mij te volgen; er is niets belangrijkers dan toegewijd te zijn aan Mij, zegt God. Jezus zegt: Wie vader of moeder liefheeft boven Mij. Wat wil dat zeggen? Dat je eerst gaat doen wat je vader en moeder willen, voor dat je doet wat God zegt. Dat is niet wat God wil. God zegt dat we moeten zorgen voor onze vader en moeder, maar we moeten eerst doen wat Hij zegt. Hetzelfde met onze kinderen. Als alles wat betrekking heeft met onze kinderen voorgaat op wat God wil, sorry, Hij zegt: hij is Mij niet waard. Ik zeg het niet, het is Jezus die het zegt. Je mag mij gerust de schuld geven, maar ik kan er ook niets aan doen. Wie zijn kruis niet op zich neemt is Mij niet waard. Jezus wil hebben dat we ons kruis op ons nemen; Hij wil toewijding zien, en Hij wil dat we Hem volgen. In vers 39 zegt Hij: Wie zijn leven vindt, zal het verliezen. Kijk, als je jou eigen ding doet dan heb je misschien plezier, dan is het leven misschien tof, maar het resultaat is dat je het verliest. En Jezus zegt: en wie zijn leven verliest omwille van Mij, zal het vinden. Dat is toewijding, maar het resultaat is dat wij eeuwig leven hebben en leven in overvloed. Het resultaat is dat wij een kind van Hem zijn, verlost, gerechtvaardigd, verzoend met God. Hij verwacht toewijding. Amen?
Ik heb beloofd dat ik u zou uitdagen, ik was ook uitgedaagd, en ik heb goed nieuws, ik zal u volgende week nog uitdagen want ik ben nog niet klaar. Ik heb nog twee vragen over. Een beetje suspense laten.

Laten wij bidden. Deze week las ik een tekst, ik kreeg een nieuwsbrief, en daar stond in: 'Ware overgave is niet enkel of eenvoudig weg een overgave van ons uiterlijk leven, maar een volledige overgave van onze wil. De grootste crisis die we ooit meemaken is onze wil ondergeschikt maken aan die van Jezus Christus, onze Heer en Meester.' Ik vond dat prachtig en wou dat even delen met jullie. 

Heer God, almachtige Vader, dank U dat U Uw Woord gegeven hebt Heer, dat wij dat kunnen bestuderen Heer. En dank u Heer voor de roeping waarmee U elk van ons roept, net zoals U Mozes geroepen hebt. Werk in ons hart Heer, dat wij tijd maken om Uw stem te horen; dat wij tijd maken om te snappen wat Uw roeping voor ons is. Maar bovenal Heer, werk in ons , werk in ons hart Heer, maak ons hart week dat wij U zouden willen dienen, dat wij zouden zeggen Heer, ja, ik zal het doen. Zeg mij Heer, wat wilt U dat ik doe? Ja, dat moet onze houding zijn. Heer God, almachtige Vader, dank U Heer voor het verzoenend offer van Uw Zoon Jezus Christus. Dank U Heer dat U onze God bent, de God van Abraham, Isaak en Jakob, de God Die de wereld geschapen heeft, de God Die ons geschapen heeft en alles rondom ons. Heer wat een machtige God bent U. En dank U Heer dat U werkt in ons, dat U ons geroepen hebt, dat U ons uitverkoren hebt. En werk in ons hart Heer, dat wij toegewijd mogen zijn, dat het antwoord op die vragen Heer ons mag doen realiseren dat wij van U zijn, en dat wij U willen dienen. In Jezus' machtige naam, amen.  

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Ben je bereid Jezus te volgen (deel 1)

Ben je bereid Jezus te volgen? Wat de gevolgen ook zijn? In het leven van ieder christen was er een moment dat hij of zij Jezus aangenomen heeft als persoonlijke verlosser. Maar was er ooit een moment waarop je jezelf ertoe verbonden hebt om Jezus te volgen … wat Hij ook maar vraagt? Een uitdagende vraag die je leven kan veranderen.

Terwijl ik de boodschap voor vandaag aan het voorbereiden was, werd ik serieus uitgedaagd. Ik hoop dat jullie vandaag ook serieus uitgedaagd worden, door wat ik jullie zal vertellen. De titel van mijn boodschap is 'oproep tot toewijding', oproep tot commitment, in het Engels. Een woord dat we veel gebruikt hebben, maar ik was aan het zoeken naar een Nederlands woord en het woord 'toewijding' is eigenlijk, denk ik, de beste vertaling. 

De vraag die wij ons moeten stellen is: Zijn wij bereid Christus te volgen wat de gevolgen ook zijn? Wij zingen: Heer, U bent almachtig , U bent heilig, U bent waardig. Maar is dat ook duidelijk in wat wij doen, is dat ook duidelijk in hoe wij Hem volgen? Zijn wij bereid om ons leven neer te leggen? Hoe bereid zijn we? Waar staan we met onze toewijding? De meeste onder jullie hebben Jezus Christus aangenomen als persoonlijke Verlosser. Je bent zeker: Jezus is mijn Verlosser. Je zegt: Ik twijfel daar niet over, Hij is mijn Verlosser. Maar de vraag is: Is Hij ook jou Heer? De vraag is: Is er ooit een moment geweest in je leven waarop je zei: Jezus, vanaf nu, wat U ook vraagt, dat zal ik doen. Heb je jezelf verbonden met Jezus, om Hem te volgen, wat de kost ook is? Heel dikwijls lezen we over mensen die hun leven volledig neerleggen. Ik herinner me Jim Elliot. Die wou gaan prediken. Hij wist dat God hem geroepen had om naar de stammen te gaan en het resultaat is dat hij gestorven is, dat hij vermoord is door die stammen. Maar die stammen zijn uiteindelijk tot bekering gekomen, omdat zij gezien hadden dat zij niet terugvochten. Zij hadden gezien dat die mensen anders waren. Waarmee ik niet wil zeggen dat niet iedereen geroepen is om naar dat soort stammen te gaan. Wij hebben allemaal onze eigen roeping. Maar de vraag is: Zijn wij toegewijd aan de roeping die God heeft voor ons? Hoe definieer je 'toewijding'? Hoe definieer je commitment? Ik kan je nu al zeggen dat ik niet klaar zal zijn vandaag. Ik heb vier vragen en ik zal er waarschijnlijk maar twee kunnen doen. Commitment is: Ik geef mijn leven over, ik leg mijn leven neer, vrijwillig, bewust voor mijn Heer Jezus Christus; wat Hij ook wil dat ik doe; waar Hij ook wil dat ik ga; wanneer Hij ook wil dat ik iets doe. Toewijding heeft te maken met die momenten waarop dat God roept en wij zeggen: Ja. Ja, Heer, ik ga. Ja, Heer, ik geef mijn leven over. Dat is toewijding. Toewijding heeft te maken met jezelf bewust neerleggen voor iemand anders. In ons geval voor Jezus Christus, onze Heer. Het heeft te maken met jezelf overgeven, met jezelf toe te vertrouwen aan iemand anders, met jezelf volledig beschikbaar maken voor iemand anders. Ik moest dan denken aan de Ridders van de Ronde Tafel. Wat doen die ridders, of de ridders in het algemeen? Die wijden zich toe aan de koning. Ze zijn bereid hun leven te geven voor waar de koning voor staat. Voor de ridders van de Ronde Tafel was dat koning Arthur, hij stond voor vrijheid. En die ridders die waren toegewijd, die wilden hun leven geven voor dat ideaal. De vraag is: Hoe toegewijd zijn wij? Hoe bereid zijn wij om ons leven te geven voor het ideaal van Jezus Christus, voor het Koninkrijk van God? 

Romeinen 12. Je kunt het al voelen, hoop ik, als het nog niet zo is, ik ben nog niet klaar, je zult uitgedaagd worden. Het leuke voor mij is , ik mocht het gisteren voorbereiden, ik werd al uitgedaagd, en nu mag ik het prediken en ik word nog eens uitgedaagd. Dus ik word dubbel uitgedaagd. 

Romeinen 12: 1 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst.                                                        

Wat is een offer? Een offer is iets dat je geeft aan iemand anders om daar iets mee te doen, of iets dat je legt op een altaar en doodt. Als je kijkt in het Oude Testament, wat deden de Israëlieten? Ze namen een lam, of wat dan ook, een duif, het kunnen veel dingen zijn, en wat deden ze daarmee? Ze brachten het naar de priester die het slachtte. Dus wat deden zij? Ze gaven iets van hen aan iemand anders om dat te gebruiken zoals die wilde. Eigenlijk was dat zo, dat dit offer, op het moment dat ze dat gaven aan de priester, dat offer niet meer van hen was, het behoorde God toe. En hier in Romeinen staat er, en roept Paulus ons op  door de ontfermingen van God, om ons lichaam aan God te wijden als een levend offer. Paulus vraagt niet dat we onszelf slachten, hij wil wel dat we onze eigen wil slachten, als ik efkes figuurlijk mag spreken, die moet geslacht worden, die moet aan de kant, maar hij zegt wijdt uw lichaam aan God als een levend offer. Dat wil zeggen dat wij ons lichaam geven aan God, het is niet meer van ons, en God mag ermee doen wat Hij wil. Maar we blijven wel leven, het is een levend offer. En niet alleen onze eigen levenskracht, nee, maar we worden vervult van het leven van Jezus Christus. En hij zegt: dat is uw redelijke eredienst. In mensentaal: dat is het minste dat je kunt doen. Dat is eigenlijk wat daar staat. De vraag is: Aan wie behoor je toe? Heb je jezelf gegeven aan God en dat Hij mag doen met jou wat Hij wil. Heb je jezelf ooit volledig overgegeven aan Jezus Christus, jezelf ondergeschikt gemaakt aan Hem, Die Heer is van je leven, of het zou moeten zijn. Dat is toewijding, niet meer en niet minder. En misschien ben je wel volledig toegewijd aan God in wat Hij van u vandaag vraagt, maar als Hij morgen aan u  vraagt om iets moeilijker te doen, om iets anders te doen, iets waarvan dat je zegt: Ik kan dat niet, wat is dan je toewijding? Wat is dan je antwoord? Ben je dan nog altijd aan Hem toegewijd of niet? God roept ons, en soms roept Hij ons om andere dingen te doen of nieuwe taken uit te voeren. Maar, uiteindelijk, daar gaat het over. Als God ons vraagt om iets te doen, dat we zeggen: Hm, ik kan dat niet. Wat zeggen we dan eigenlijk? We zeggen: God, U hebt een fout gemaakt, U hebt gemist. Dus, je kunt volledig toegewijd zijn vandaag, in waar God je toe roept vandaag, maar morgen roept Hij misschien voor iets moeilijker of iets anders, en dan zeg je: Sorry, Heer, maar vraag het aan iemand anders, ik ben de verkeerde. Onze naam staat geschreven in het Boek des levens. Hoe kunnen wij dan ons eigen ding doen? Hoe kunnen wij dan niet toegewijd zijn? En trouwens uw eigen ding doen is niet Bijbels, dat staat niet in de Bijbel, Zijn wil doen wel. Onze wil moet sneuvelen en dat is een van de moeilijkste dingen, dat doet pijn. Maar, het is wat God wil. 

Wat zegt Jezus? Jezus de Zoon van God zegt in Johannes 6: 38 Want Ik ben uit de hemel neergedaald, niet opdat Ik Mijn wil zou doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft. Jezus Christus zegt: Ik ben hier niet om Mijn ding te doen, Ik ben hier om te doen wat dat God, De Vader, van Mij verlangt. Hij zegt: 39 En dit is de wil van de Vader , Die Mij gezonden heeft, dat Ik van alles wat Hij Mij gegeven heeft, niets verloren laat gaan, maar het doe opstaan op de laatste dag. 40 En dit is de wil van Hem Die Mij gezonden heeft, dat ieder die de Zoon ziet en in Hem gelooft, eeuwig leven heeft, en Ik zal hem doen opstaan op de laatste dag. Jezus zegt: Ik ben uit de hemel neergedaald, niet om Mijn wil te doen, maar de wil van Hem Die Mij gezonden heeft. Ik heb een vraag voor jullie: Hoe zit het met jullie toewijding? U moet mij niet antwoorden, dat is een vraag die je zelf moet beantwoorden. Wat regeert er in jou leven vandaag? Ik heb gezegd dat ik jullie ging uitdagen. Wat behaagt je? Wat brengt je plezier en vreugde? Is het je eigen ding doen of Gods ding? Exodus 3. Jullie kennen allemaal Mozes. Mozes was de  zoon van een man uit het geslacht van Levi. Levi is een van de zonen van Jakob, en Mozes was een van zijn nakomelingen. In die tijd was het zo dat de jongens gedood moesten worden, want de farao zag dat het volk van Israël groeide, ze werden vermenigvuldigd, en hij had schrik.    Exodus 1: 22 Toen gebood de farao heel zijn volk: Al de zonen die geboren worden, moet u in de Nijl werpen, maar al de dochters mag u in leven laten. Hij zei: Kom, al die jongens moeten weg. Mozes werd geboren en wat deed zijn moeder? Ze maakte een mandje, want op een bepaald moment kon ze hem niet meer verborgen houden, bestreek dat mandje met asfalt en pek, legde dat kind daarin en zette het tussen het riet aan de oever van de Nijl, van de rivier. Dat is Mozes. En Mozes werd gevonden door de dochter van de farao en Mozes groeide op aan het hof. Hij werd eerst opgevoed door zijn moeder, want hij moest gevoed worden, en wanneer hij groot geworden was, werd hij bij de dochter van farao gebracht en hij werd haar tot zoon. Zij gaf hem de naam Mozes want ze zei: Ik heb hem uit het water getrokken. Dat is de betekenis van die naam.  En Mozes die leefde veertig jaar lang aan het hof. Hij was als een koningszoon. En toen ging het mis. Hij zag dat er iemand mishandeld werd, van de Hebreeuwse mannen, en hij sloeg die Egyptenaar dood, die dat deed. Opeens was Mozes een moordenaar. We moeten er geen doekjes omwinden, als je iemand dood doet. En hij verborg hem in het zand. Exodus 2: 13 En hij vertrok de volgende dag, en zie, twee Hebreeuwse mannen waren aan het vechten. Hij zei tegen de schuldige: Waarom slaat u uw naaste? 14 Maar die zei: Wie heeft u tot leider en rechter over ons aangesteld? Zegt u dit om mij te doden, zoals u die Egyptenaar gedood hebt? Toen werd Mozes bevreesd, en hij zei: Deze zaak is beslist bekend geworden. 15 Toen nu de farao van deze zaak hoorde, wilde hij Mozes doden, maar Mozes vluchtte voor de farao en vestigde zich in het land Midian, en zat bij een put. Hij zat niet in de put maar bij de put, misschien ook in de put, maar figuurlijk dan. Dus, Mozes, die was gevlucht, de koningszoon, had iemand vermoord en hij vlucht. En waar komt hij terecht? In het land Midian, en hij ontmoet daar de dochters van de priester van Midian, die had zeven dochters, en uiteindelijk trouwt hij met Zippora. En hij blijft wonen bij Midian. En wat doet Mozes? Dat lezen we in hoofdstuk 3: 1 En Mozes hoedde het kleinvee van zijn schoonvader Jethro, de priester van Midian. Hij dreef het kleinvee tot voorbij de woestijn, en hij kwam bij de berg van God, de Horeb. Mozes was ongeveer veertig jaar lang de zoon van een koning, en nu zijn we op een moment waarop Mozes, nog eens veertig jaar later, hij heeft al veertig jaar rondgetrokken met die schapen, ok, hij ging wel naar huis, maar hij was schaapsherder, hij zorgde voor het vee, voor de kudde, het kleinvee. Mozes, die was serieus gezakt, als je het zo mag zeggen, in zijn status. Hij was eerst een koningszoon en nu opeens was hij een herder ergens in het hol van pluto. Er staat: ergens voorbij de woestijn, in the middle of nowhere. En wat gebeurt er? 
Exodus 3: 2  En de Engel van de HEERE verscheen hem in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. Hij keek toe, en zie, de doornstruik brandde in het vuur, maar de doornstruik werd niet verteerd. 3 Mozes zei: Laat ik nu naar dat indrukwekkend verschijnsel gaan kijken, waarom de doornstruik niet verbrandt. 4 Toen de HEERE zag dat hij ging kijken, riep God tot hem uit het midden van de doornstruik en zei: Mozes, Mozes! Hij zei: Zie, hier ben ik!   Mozes, die had al serieus rondgetrokken en hij had al wat struiken gezien, daar ben ik zeker van. En misschien had hij die struik ook al gezien, misschien was hij daar al eens gepasseerd. En ik ben er zeker van dat hij ook al eens vuur gezien had, want in de nacht wordt het daar ook wel koud. Maar deze struik was wel heel speciaal, want de Engel van de Heer verscheen in een vuurvlam uit het midden van een doornstruik. En Mozes keek en hij zag dat die doornstruik niet werd verteerd. Dus, die doornstruik brandde maar verbrandde niet. En in vers 4 zien we: Toen de Heere zag dat hij ging kijken. Heel dikwijls wil God tot ons spreken, maar we zijn zo druk bezig, ik ook. En veelal horen we Hem niet want we zijn zo druk bezig, we hebben geen tijd. We zijn bezig met ons eigen ding, heel dikwijls. En wat we hier zien is dat Mozes stopt met zijn eigen ding te doen, hij stopt om te kijken wat er gebeurt. Spijtig genoeg lopen we veelal voorbij, lopen we gewoon door. God is bezig en wij passeren. En toen dat God zag dat Mozes stopte, dat hij ging kijken, op dat moment sprak God tot hem. Het was een dag zoals een ander. Hij was al veertig jaar met dat kleinvee bezig, het was gewoon een dag zoals een ander. Nu zeggen de mensen, als ze al twintig jaar ergens gewerkt hebben: Och, zo lang. Mozes was al veertig jaar met die schapen op toer. En hij was opgestaan net zoals elke andere dag en hij was vertrokken met die schapen, of wat het ook was - het staat er niet in detail, maar dat is ook niet belangrijk. Maar opeens ziet hij die struik, en hij ziet dat vuur en hij zegt: Wat is dat hier? Ik moet gaan kijken. En God start een gesprek met Mozes. Mozes die eerst een koningszoon was, maar die serieus van de ladder gevallen was, of gezakt was en hij was nu een herder. En het resultaat van dit gesprek zou zijn dat Mozes zich zou toewijden voor de rest van zijn leven aan de levende God. Als God wil spreken tot ons, of spreekt tot ons, pas op. Het kan zijn dat je er niet meer vanaf geraakt. Maar het is geweldig.                                                                                         

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Christelijk leven of leven in Christus?

Het is zo belangrijk dat we snappen dat christen zijn niks te maken heeft met ons religieus gedragen of aan de buitenkant op Christus proberen te lijken. Het heeft ook niks te maken met een verstandelijk begrijpen van wat de Bijbel zegt over hoe we moeten of kunnen zijn. Dit is religie.

Christus wil Zijn leven leiden door ons heen. Hij wil ons van binnenuit veranderen en dit kan enkel door geloof.

Leven als Christus of leven in Christus. Er is een groot verschil tussen die twee. Want je kunt leven als Christus en de werken doen, en eruitzien als een christen, maar daarom ben je geen christen. Maar als je leeft in Christus, dan geloof je in Christus en dan zullen de werken volgen. Er is een groot verschil tussen beide. Het grote verschil zit al als je leeft in Christus, dan heb je leven, dan ontvang je het leven van Christus. Als je leeft als Christus dan leef je eigenlijk in eigen kracht en probeer je als Christus te zijn. We moeten niet proberen op Christus te lijken, we moeten Christus volgen. En het resultaat zal zijn dat we op Christus beginnen te lijken. Het doel van prediking en het doel van Bijbelstudie, het doel van naar de kerk komen, is niet dat wij op Christus lijken. Het doel is dat we Hem volgen, dat we in Hem geloven, dat we Hem gehoorzamen en het resultaat, het eindresultaat is dat we op Christus lijken. Ik hoop dat je dat snapt, het is heel belangrijk. We gaan even naar Jakobus, best even naar de Bijbel gaan, en straks zal ik proberen met een beeld te tonen wat het verschil is. Jakobus 2: 14  Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken? Kan dat geloof hem redden? Dat is een essentiële vraag. Iemand zegt: Ik heb geloof. Maar als je in het leven van die persoon niet ziet dat hij op Christus begint te lijken, en dat hij verandert, dat dingen wegvallen, waar ze vroeger misschien aan gebonden, waren opeens wegvallen en ze er nu niet meer aan gebonden zijn, dat vriendschappen veranderen of wegvallen omdat die in strijd zijn met Christus, dan is dat een geloof. Maar een geloof zonder werken kan niemand zalig maken. Dat wil zeggen, als we in Christus geloven, dat wil zeggen dat we Christus gehoorzamen, en het resultaat daarvan zal zijn dat er iets verandert in ons leven. Het is niet wij die dat proberen te veranderen, dat is niet wij die zeggen: Oh, ik moet meer op Christus lijken, ik ga dit doen en dat doen. Neen, Christus werkt in ons. Hij stort Zijn Geest uit in ons en Hij verandert ons, vanbinnen uit.  15  Als er nu een broeder of zuster zonder kleding zou zijn en gebrek zou hebben aan dagelijks voedsel, 16 en iemand van u zou tegen hen zeggen: Ga heen in vrede, wordt warm en wordt verzadigd, en u zou hun niet geven wat het lichaam nodig heeft, wat voor nut heeft het dan? Er komt iemand vragen: Ik heb het koud. Ze hebben geen kleding, zij hebben geen eten en je zegt: Ga heen in vrede, wordt warm, wordt verzadigd. Dat is iets geven dat niets is. En Jakobus vergelijkt dat met geloof zonder werken, geloof zonder werken is iets maar het is niets. Want er is geen resultaat, er is geen vrucht. 17 Zo is ook het geloof als het geen werken heeft, in zichzelf dood. Het is nutteloos, want geloof heeft altijd een uitwerking. 18 Maar nu zal iemand zeggen: U hebt geloof en ik heb werken.  Je kunt werken hebben, maar het moeten die werken zijn vanuit geloof. De verandering moet vanuit God komen. Het mag geen verandering zijn die we zelf bewerkstelligen. En Jakobus vervolgt: Laat mij dan uw geloof zien uit uw werken en ik zal u uit mijn werken mijn geloof laten zien. 19 U gelooft dat God één is; daar doet u goed aan. Maar ook de demonen geloven dit, en zij sidderen. Ik was vanmorgen daaraan aan het  denken, toen ik nog in mijn bed lag: U gelooft dat God één is, maar ook de demonen geloven dit. En veel mensen geloven niet meer in God, maar de demonen geloven dat God één is, maar mensen geloven niet meer in God. Dan dacht ik: In welke positie zitten zij dan? Ze zijn slechter af dan de demonen, want de demonen die geloven wel dat God één is, en zij sidderen. Ocharme, die mensen. 20 Maar wilt u weten, o nietig mens, dat het geloof zonder de werken dood is? Hij blijft erop hameren.  Geloof dat geen verandering brengt, geloof dat niets doet in ons leven, geloof dat niets doet in het leven van mensen rondom ons, dat is eigenlijk geen geloof. Dat is wat hij daar zegt. Vers 21 Is Abraham, onze vader, niet uit de werken gerechtvaardigd, toen hij Izaak, zijn zoon, op het altaar offerde. Abraham, die geloofde God. Wat was het resultaat? Hij deed wat God zei. Dat waren de werken. Die werken zijn niet noodzakelijk evangelisatie en uitreiken naar anderen en eten brengen naar anderen, neen. Dat kan, als God dat vraagt van u, dan moet u dat doen. Maar in het geval van Abraham, vroeg God: offer uw zoon, ga een offer brengen op de berg en toen zei Hij: Het is uw zoon dat u moet offeren. En Abraham deed het. Wat zegt Jakobus? 22 Ziet u wel dat het geloof samenwerkte met zijn werken en dat door de werken het geloof volmaakt is geworden? Dus: geloof en werken, die hangen samen. Hier staat heel duidelijk dat u niet op uw manier kunt geloven. Want geloof zonder werken, geloof zonder verandering in u, dat is geen geloof,dat is niets, dat is dood. En zo wie zo is het dat niet wat God wil, dat je gelooft op u eentje. Ik kom er straks op terug. God wou een volk, God wou niet een individu, God wilde een volk. Hij heeft Abraham geroepen en wat heeft Hij gezegd? Ik zal u nakomelingen geven. Hij heeft niet gezegd: Abraham kom maar, met u heb ik genoeg. Neen, God wil een volk. We gaan er straks naar toe. 23 En de Schrift is vervuld die zegt: En Abraham geloofde God, en het is hem tot gerechtigheid gerekend, en hij werd een vriend van God genoemd. 24 U ziet dus nu dat een mens uit werken gerechtvaardigd wordt en niet alleen uit geloof.  Waarom? Die werken zijn het resultaat van het geloof, en in die werken kun je zien dat er geloof is.          24 En is Rachab, de hoer, niet op dezelfde manier uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boden heeft ontvangen en langs een andere weg heeft laten weggaan? Jakobus zegt hier: In plaats van Abraham te nemen, iedereen kent Abraham, en Abraham staat op een voetstuk, verhoogje, ik zal Rachab pakken, Rachab was een hoer, dus. Maar Rachab is door geloof gerechtvaardigd, uit werken gerechtvaardigd, toen zij de boden heeft ontvangen en langs een andere weg heeft laten weggaan. Het heeft dus niets met onze staat te maken, het heeft te maken met hoe wij God geloven en hoe wij Hem gehoorzamen en hoe wij doen wat Hij van ons verlangt. Wij kunnen dat niet uit onszelf, menselijk kunnen wij dat niet. 26 Want zoals het lichaam zonder geest dood is, zo is ook het geloof zonder de werken dood. Ik was aan het denken aan het beeld van een boom. Je kunt een boom hebben, en die boom staat geplant, en die boom krijgt leven omdat hij met zijn wortels in de grond zit. Die levenssappen komen die boom in, op de duur komen er bladeren aan die boom, en als die boom begint te bloeien, dan zie je de bloemen of de bloesems, en op en bepaald moment krijg je dan vrucht aan die boom. Maar er is een continue transformatie bezig in die boom. Maar, daarentegen kun je ook een levensecht schilderij hebben van een boom. Je kunt een boom tekenen zodanig dat hij precies echt is. En vandaag kunnen ze dat in 3D animeren, je doet dan een brilletje aan en het ziet er echt uit. We zijn in Engeland naar Madame Tussauds geweest en er was daar een 4D-film, dat is raar, dat is precies echt. Je zit daar met een brilletje op en er komt daar opeens, ik weet niet meer wat het was, er kwam daar opeens een vogel voorbij gevlogen en je probeert hem te ontwijken, want je denkt dat hij echt tegen u zal zitten. Ze kunnen heel veel nabootsen, de realiteit nabootsen. En wat doen ze dan met 4D? Dan zie je die dingen bewegen en er blaast wind, of er valt sneeuw terwijl dat je daar zit. Dat is precies echt, maar het is niet echt. Dus, je kunt dat doen met een boom, je kunt die boom doen waaien, je kunt doen alsof daar vrucht aan is, maar uiteindelijk is daar geen boom. Dat is een beeld van een boom dat je krijgt. En dat is het verschil tussen in Christus leven, dan ben je een echte boom, dan verander je echt en krijg je vrucht, of op Christus lijken of op Christus proberen te lijken. Dan ben je als een schilderij of als een 3D-animatie van een boom, maar uiteindelijk ben je geen boom. Ik hoop dat wat helpt om dat wat beter te begrijpen. Geloof vereist dat we Gods Woord horen. Geloof komt door het horen van het Woord van God. Dat vers kennen we allemaal. Maar dat wil zeggen dat we moeten luisteren. Als je daar efkes over nadenkt: geloof komt door het horen. Dit wil zeggen dat je oren moet open hebben, je moet luisteren naar Gods Woord, want anders kun je niet horen. En dat geloof, het is niet voldoende om te zeggen: Ik geloof, je moet luisteren. Je moet luisteren naar Gods Woord en je moet dat Woord van God binnen laten en je moet dat Woord van God je hart laten veranderen. Je moet van binnenuit veranderen en uiteindelijk lijk je van buiten ook op Christus. Maar het is geen uiterlijke transformatie die we nastreven, neen, het is een innerlijke transformatie. 
Zoals je ziet, ik ben er al heel de week over aan het nadenken, we kunnen mensen niet overtuigen, we moeten mensen Christus tonen, en uiteindelijk God moet het doen, God moet dat hart veranderen. Christen zijn heeft niets met argumenten te maken. Christen zijn heeft te maken met de Heer Jezus Christus die ons ontmoet en die ons van binnenuit wil veranderen. 

Romeinen 8: 29 Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders. 30 En hen die Hij er van tevoren toe bestemd heeft, die heeft Hij ook geroepen, en hen die Hij geroepen heeft, die heeft Hij gerechtvaardigd, en hen die Hij gerechtvaardigd heeft, die heeft Hij ook verheerlijkt.           Wat staat er? Er staat eerst in vers 29 dat Hij ons van tevoren gekend heeft, niet onbelangrijk. En Hij heeft er ons van tevoren  toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn. Je zou kunnen zeggen dat er hier staat dat je op Jezus moet lijken, maar dat staat daar niet. Er staat dat Hij ons er van tevoren toe bestemd heeft om aan het beeld Zijn Zoon gelijkvormig te zijn. En ik ging kijken in de concordantie om te weten wat is nu het Griekse woord dat daar achter zit? En het Griekse woord is symmorphous, niet belangrijk, maar het is belangrijk wat het wil zeggen.  Dat wil eigenlijk zeggen dat wij degelijk veranderd zijn door het delen van dezelfde innerlijke essentie of identiteit. Dat is dus niet dat we op Jezus lijken, maar dat wij veranderd zijn omdat wij dezelfde  Geest delen met Hem. Dat is eigenlijk wat het wil zeggen. Wij tonen gelijkaardig gedrag, waarom? Omdat we dezelfde natuur hebben. Dat is wat het wil zeggen. Dat is wat dat Grieks woord wil zeggen.  Dat wil niet zeggen dat we moeten proberen zoals Jezus te zijn. Neen. Hij heeft ons er van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn. Hij heeft dat al geregeld. Wat wij moeten doen is geloven, gehoorzamen, Hem volgen. Dat is onze focus. Onze focus is niet: Wat moet ik nu nog sleutelen in mijn leven om meer op Christus te lijken? Neen, onze focus is Jezus. En als wij op Jezus focussen dan gaan we op Jezus lijken. Dat is de essentie die hier staat. Wanneer wij Zijn natuur delen, wanneer Zijn Geest in ons werkt, dan beginnen wij op Jezus te lijken. 

 2 Petrus 1: 3. Ik start in vers 1 Simeon Petrus, een dienstknecht en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof ontvangen hebben als wij, -Sowieso, wij ontvangen dat geloof, een levend geloof, dat ontvang je. En dat ontvangen wij. Jullie hebben dat ontvangen zegt hij, - net als wij, door de gerechtigheid van onze God en Zaligmaker/Redder, Jezus Christus: 2 moge genade en vrede voor u vermeerderd worden door de kennis van God en van Jezus, onze Heere. 3 Immers; Zijn Goddelijke kracht heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort, - Wanneer wij Zijn geloof ontvangen, zegt Petrus, Zijn goddelijke kracht, die heeft ons alles geschonken wat tot het leven en de godsvrucht behoort. We ontvangen het leven maar we ontvangen ook de godsvrucht. God heeft dat geregeld. Wij meten ons daar geen zorgen over maken. We moeten Hem natuurlijk wel volgen -   door de kennis van Hem Die ons geroepen heeft door Zijn heerlijkheid en Zijn deugd. 4 Daardoor heeft Hij ons de grootste en kostbaarste beloften geschonken, opdat u daardoor deel zou krijgen aan de Goddelijke natuur, nadat u het verderf, dat er door de begeerte in de wereld is, ontvlucht bent. Petrus zegt heel duidelijk: 'wij krijgen deel aan de Goddelijke natuur'. Dat krijgen wij nadat we het bederf ontvlucht zijn. En dan zegt hij: 5 je moet aan het geloof deugd toevoegen , en aan de deugd kennis, 6 aan de kennis zelfbeheersing, aan de zelfbeheersing volharding, aan de volharding godsvrucht, 7 aan de godsvrucht broederliefde en aan de broederliefde liefde voor iedereen.  Maar hij zegt niet: 'Begin met liefde te hebben voor iedereen'  Hij zegt niet: 'U moet u focussen om te volharden'. Neen, hij zegt: 'het begint met geloof'. Je krijgt deel aan de Goddelijke natuur en dan worden er daar andere dingen aan toegevoegd. We moeten ons inzetten zodanig dat niet alleen dat geloof blijft, neen, dat we geloven en dat door dat geloof dat we hebben en de gehoorzaamheid die we hebben, dat er ook andere dingen toegevoegd worden. Zoals de deugd, de kennis, de zelfbeheersing, de volharding, godsvrucht, broederliefde en liefde voor iedereen. Het start met het Christus, met Christus in ons, de hoop der heerlijkheid. Het start met Hem. Het doel van God was niet, toen Hij Jezus stuurde naar deze wereld, dat wij goede mensen zouden worden. Neen, het doel was dat wij gered zouden worden en dat wij leven zouden ontvangen, eeuwig leven, een leven in overvloed, en dat wij Hem zouden volgen en dat wij Zijn volk zouden zijn. Zoals Paulus schreef, in Romeinen 8: 29 - 30, dat Hij de Eerste van de broeders was, de  Eerstgeborene van de broeders. 

God wilde een volk en Hij heeft dat reeds gezegd in het Oude Testament, daar spreken de profeten over. We gaan even naar Ezechiël 11: 19. God wilde geen volk dat gewoon de juiste dingen deed. Dan had Hij gewoon Israël kunnen houden en zeggen: Hier moet je nog wat bijsturen, daar moet je nog wat bijsturen. Maar Hij zei eigenlijk tegen Israël: Sorry, al uw offers, het kan Mij niet schelen, het is niets waard; waarom? Je volgt Mij niet, je gehoorzaamd Mij niet, je bent niet gefocust op Mij, je bent gefocust op al dat uiterlijke.        Ezechiël 11: 19 Ik zal hun één hart geven en een nieuwe geest in uw binnenste geven.      Ik zal het hart van steen uit hun vlees wegdoen en hun een hart van vlees geven, 20 zodat zij in Mijn verordeningen gaan en Mijn bepalingen in acht nemen en die houden. Dan zullen zij Mij een volk zijn, en Ik hun een God zijn.  

God heeft niet gezegd: Ik zal er voor zorgen, Ik zal jullie vragen om Mijn verordeningen te houden. Neen, God zegt: Ik zal je één hart geven, Ik zal je een nieuwe geest in uw binnenste geven, Ik zal dat hart van steen wegnemen  en een hart van vlees geven. En het resultaat zal zijn dat je Mijn verordeningen zult houden; het resultaat zal zijn dat je wat Ik zeg in acht zult nemen en dat je dat zult volgen en dat je zult doen. Het resultaat zal zijn dat wij een volk zijn en dat Hij onze God is. God wilde een volk. Een volk bestaat uit individuen, maar het is een volk, God wilde een volk. We zien dat opnieuw later, in Ezechiël, zegt God dat opnieuw. En zelf in Jeremia staat het geschreven. Jeremia 31: 33 - 34. Ik lees vanaf 31: Zie, er komen dagen, spreekt de HEERE, dat Ik met het huis van Israël en met het huis van Juda een nieuw verbond zal sluiten, 32 niet zoals het verbond dat Ik met hun vaderen gesloten heb op de dag dat Ik hun hand vastgreep om hen uit het land Egypte te leiden - Mijn verbond, dat zij verbroken hebben, hoewel Ik hen getrouwd had, spreekt de HEERE. 33 Voorzeker, dit is het verbond dat Ik na die dagen met het huis van Israël sluiten zal, spreekt de HEERE: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en zal die in hun hart schrijven. Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. 34 Dan zullen zij niet meer eenieder zijn naaste en eenieder zijn broeder onderwijzen door te zeggen: Ken de HEERE, want zij zullen Mij allen kennen, vanaf hun kleinste tot hun grootste toe, spreekt de HEERE. Want ik zal hun ongerechtigheid vergeven en aan hun zonde niet meer denken.  God wil verandering brengen, God wil verandering brengen in ons, maar Hij wil het doen. Hij zegt: Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven en Ik zal die in hun hart schrijven, en Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn. Het resultaat van wat God doet, staat er, is dat wij niet meer moeten zeggen: Ken de Heere, maar dat elkeen de Heere kent. Leven in Christus heeft te maken met de Heer kennen. En er staat geen leeftijd op. Er staat: vanaf hun kleinste tot hun grootste toe. Ik was aan het luisteren naar de derde sessie van Judson Cornwall. Hij zei dat hij reeds vanaf zijn zeven jaar aan het prediken was. Er staat geen leeftijd op. Als God roept, dan is het misschien vanaf zeven jaar. Maar je moet Hem daarvoor wel kennen. Je kunt niet beginnen prediken en Hem niet kennen. Als God niets gedaan heeft, dan moet je er ook niet aan beginnen. Het is geen oproep aan de kinderen om nu te beginnen naar voor te komen en te prediken. Neen, wij allen moeten Hem kennen, dat is belangrijk. 

God wil en volk, een volk dat Christus volgt; een volk dat de Geest van Christus in zich heeft; een volk dat veranderd wordt door een God Die in hun binnenste werkt; een volk dat gelooft dat ze zonder Christus niets zijn. Zonder Hem, zijn wij verloren. Zonder elkaar, zijn wij verloren. Hij wilde een volk. Hij zei niet: Geloof maar elk apart, neen, Hij zei dat het eindresultaat van uw geloof is dat je elkaar zult liefhebben en je mag -zei Petrus - daar nog eens liefde voor iedereen aan toevoegen. Dat is het summum. Maar de liefde voor iedereen is niet het doel. Het doel is dat wij gemeenschap hebben met elkaar, dat wij gemeenschap hebben met Zijn Zoon Jezus Christus, en dat Zijn Zoon Jezus Christus ons verandert, van binnenuit; dat wij Zijn volk zijn en dat wij Hem dienen. En wat zei Paulus in Galaten 3? Hij zei tegen de Galaten: 1 O dwaze Galaten - Paulus verbloemde niet wat hij te zeggen had - O dwaze Galaten, wie heeft er u betoverd om de waarheid niet te gehoorzamen; u voor wie Jezus Christus eerder voor ogen is geschilderd alsof Hij onder u gekruisigd was? 2 Dit alleen wil ik van u vernemen: Hebt u de Geest ontvangen uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof? Paulus zegt: Het begint met het geloof en dan ontvang je de Geest. En hij zegt: Dwaze Galaten, 3 bent u zo dwaas? U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? Dat is iets waar we allemaal voor moeten oppassen. Waarom is er opwekking en opeens is er niets meer. Mensen beginnen in de Geest en ze eindigen in het vlees. Eigenlijk is het dat wat je ziet doorheen de geschiedenis. God brengt opwekking, mensen bidden voor opwekking. Maar het begint met het geloof in Christus, het begint met de Geest ontvangen, maar je moet daarin blijven. U die met de Geest begonnen bent, gaat u nu eindigen met het vlees? zegt hij tegen de Galaten. Dat is wat er meestal gebeurd. Het doel van God is dat wij Christus volgen en dat wij een kerk zoeken waar Zijn Geest werkt. Zoek een kerk waar God aan het werk is, niet een kerk waar het leuk is en waar het modern is. Het mag modern zijn, ik heb daar niets op tegen, maar dat is niet het criterium. 4 Hebt u tevergeefs zoveel geleden? Als het toch eens tevergeefs was!  5 Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat uit de werken van de wet, of uit de prediking van het geloof?  Als we gewoon kijken naar de werken van de wet, als we gewoon kijken om te proberen op Jezus te lijken, wat zegt Paulus? Hij dan Die u de Geest verleent en krachten onder u werkt, doet Hij dat omdat je op Jezus lijkt, of doet Hij dat te gevolge van de prediking van het geloof? Het is toch door de prediking van het geloof. We zien het voorbeeld in Abraham en zovele anderen. Ik ben er enthousiast over, maar het is serieus, het is heel belangrijk dat wij die fout niet maken, dat wij geen dwaze Belgen zijn, of Vlamingen. Vers 26 Want u bent allen kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. We zijn geen kinderen van God omdat wij op Christus willen lijken, of proberen op Christus te lijken. We zijn kinderen van God door het geloof in Christus Jezus. Het gaat om Jezus. Ik hoop dat je het snapt, dat je mee bent. Zijn Zoon leeft in ons. Wat een voorrecht.  Romeinen 8, ik zou heel het hoofdstuk kunnen lezen, het gaat alleen daarover. Romeinen 8: 1 Zo is er dan nu geen veroordeling, verdoemenis (HSV) voor hen, die in Christus Jezus zijn. Als wij leven in Christus dan is er geen verdoemenis, dan is er geen veroordeling. Dat wil zeggen dat we niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest. Dat is wat God wil, dat wij geloven in Zijn Zoon Jezus Christus, dat wij in Hem zijn en Hij in ons, dat wij niet naar het vlees wandelen maar naar de Geest. 

Vers 8 En zij die in het vlees zijn, kunnen God niet behagen. Je kunt proberen op Christus te lijken in je vlees, je kunt alles doen om er beter uit te zien, zoals een vrouw die make-up opdoet, die doet dat om er beter uit te zien, veronderstel ik toch, anders moet je het niet doen. Je kunt alles proberen om er beter uit te zien, maar als je dat weg doet dan is dat de realiteit.  De make-up is niet de realiteit, de make-up verbergt wat er is of verbetert wat er is.Ik moet oppassen wat ik zeg, dat ik niet het verkeerde zeg, het is misschien niet het beste voorbeeld dat ik kon kiezen, maar het kwam juist op in mijn hoofd.                             Vers 9 Maar u bent niet in het vlees, maar in de Geest, wanneer althans de Geest van God in u woont. Maar als iemand de Geest van Christus niet heeft, die is niet van Hem.       Iemand die probeert op Christus te lijken, die is niet van Hem. Het belangrijkste is dat de Geest van God in ons woont, dat wij Hem gehoorzamen, dat wij Hem volgen. Want als wij de Geest van Christus niet hebben, dan zijn we niet van Christus. Laten we onszelf geen blaasjes wijsmaken. Als we de Geest niet hebben en niet wandelen naar de Geest, dan zijn we niet van Hem. En als dat de realiteit is in jou leven, dat je naar het vlees wandelt en niet naar de Geest, doe er iets aan. Verander, vraag God om Zijn Geest in u uit te storten, vraag vergiffenis, en volg Hem. 

Vers 10 Als Christus echter in u is, dan is het lichaam wel dood vanwege de zonde, maar de Geest is leven vanwege de gerechtigheid. 11,En als de Geest van Hem Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, in u woont, zal Hij Die Christus uit de doden opgewekt heeft, ook uw sterfelijke lichamen levend maken door Zijn Geest Die in u woont. Wat staat daar? Als de Geest van Christus in u woont, die Geest Die Jezus uit de doden opgewekt heeft, wat zal er gebeuren: u sterfelijk lichaam zal levend gemaakt worden. Er zal verandering komen in je lichaam, in je leven, in je vlees, in hoe je bent, omdat die Geest in u werkt. Amen, dank God dat Hij Zijn Geest uitgestort heeft, want daarzonder kunnen wij niets. Ik zal niet al de verzen lezen, je mag ze gerust zelf thuis lezen, lees ze aub. Het is een prachtig hoofdstuk, Romeinen 8. 

13 Want als u naar het vlees leeft, zult u sterven. Als u echter door de Geest de daden van het lichaam doodt, zult u leven. 14 Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God. Wij moeten de controle afgeven, en wij moeten ons laten leiden door de Geest van God. Mijn leven ligt in Uw hand. Is dat realiteit? Meen je dat? zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God.     Als je christen wilt zijn, laat u leiden door de Geest. En die Geest, vers 11, die zal ook uw sterfelijk lichaam levend maken. Er zal vrucht zijn. Er zal verandering teweeg gebracht worden. 

Jakobus 2: 26 Want zoals het lichaam zonder geest dood is, Wanneer we als Christus proberen te zijn, maar de Geest niet hebben, sorry, het levert niets op. Het lichaam zonder geest is dood, we hebben het zojuist gelezen. Wij hebben die Geest van God nodig. En die Geest van God Die Jezus uit de dood opgewekt heeft, die Geest zal ook ons sterfelijk lichaam levend maken. Dan zegt hij: zo is ook het geloof zonder de werken dood. 

Wat ik probeerde duidelijk te maken vandaag, ik hoop dat ik erin geslaagd ben, en ik hoop dat het u geraakt heeft, dat is, dat we niet als Christus moeten leven, we moeten niet op Christus proberen te lijken, dat is niet ons doel. Ons doel is Jezus Christus, en in Christus leven. Wandelen in de Geest. En het resultaat zal zijn dat wij veranderen. Het resultaat is, dat de Geest van God verandering teweeg brengt in ons, en dat wij meer en meer op Christus beginnen te lijken. Zoals we gelezen hebben in Romeinen 8: 29 Hij heeft ons ertoe voorbestemd om gelijkvormig te zijn aan het beeld van Zijn Zoon. Gelijkvormig wil zeggen dat wij dat wij de Geest delen en dat daardoor wij veranderd worden. Wij worden volledig ook uiterlijk veranderd, ons gedrag verandert, waarom? omdat Christus in ons is, de hoop der heerlijkheid. Amen. 

Heer God, wij danken U Heer, dat U een goede God bent Heer, Die mannen zoals Paulus en Petrus geroepen hebt Here, en die Geest aan hen gegeven heeft, Heer, om ons iets na te laten Heer, iets dat wij kunnen bestuderen, namelijk Uw Woord, de brieven die zij geschreven hebben. En dank U Heer dat U die waarheid ook aan ons brengt Here, en dat Uw Geest ons helpt om te begrijpen Heer, wat Uw doel is voor ons. Dank U Heer voor Uw Zoon Jezus Christus, Heer, Die onze redder is en onze heelmeester en ons 'alles'- Alles in allen, zegt de Bijbel - en onze hoop op heerlijkheid is. En dank U Heer dat wij geloof ontvangen hebben, geloof in Uw Zoon Jezus Christus en dat wij door Uw Geest veranderd worden en dat wij meer en meer op Jezus beginnen te lijken, omdat U in ons werkt Heer. In Jezus machtige Naam. Amen.

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Lopen we een wedstrijd of dwalen we doelloos rond? (deel 1 en 2)

Het leven van een christen wordt door Paulus vaak vergeleken met een wedstrijd. Er zijn inderdaad veel gelijkenissen: een wedstrijd vraagt voorbereiding. Een wedstrijd heeft een begin- en eindpunt en aan de meet worden de prijzen uitgedeeld. De vraag is of wij werkelijk een wedstrijd lopen of eerder doelloos ronddwalen?

Deze week of de laatste twee weken was er heel wat te doen rond sport, de wereldkampioenschappen. En ik moet eerlijk zeggen, ik heb echt compassie met die mensen. Die waren daar aan het fietsen, in de regen, in de kou. Ik denk vijf en een half uur waren zij aan het fietsen, allemaal kletsnat. Ze mogen dan geen speciale kleren aandoen want, ja, als de kousen iets te lang zijn dan is het al niet oké. Ze mochten gewoon een jasje aandoen om zich warm te houden. En ze deden dan die interviews in het nieuws, en je zag ze daar staan en ze stonden gewoon te rillen van de koude. En ik dacht amai, die mensen blijven gewoon fietsen. Als wij buiten moeten en het regent een beetje, dan beginnen we al te denken zouden we wel buiten komen? We gaan de auto nemen. Die moeten daar in de kou en in de regen fietsen. Ze hadden zelfs het parcours moeten inkorten, het had zoveel geregend dat een deel van het parcours onder water stond. Ze stonden daar interviews te doen en ze stonden echt te klappertanden. En daar was één renner, en zijn tanden waren de ganse tijd tegen elkaar aan het slaan. En dat deed mij denken aan Paulus die spreekt over het feit dat ons leven met Christus, dat ons leven in Christus, door Christus, voor Christus, dat dat een wedstrijd is.

Hebreeën 12, daar gaan we even naar toe. Vers 1 en 2. Ik moet zeggen, ik bewonderde die mensen. Die bleven maar fietsen, er waren er ook die afstapten, maar sommigen, terwijl er daar een groepje voor was van vijf, en iedereen wist daar zit de winnaar bij,  al de rest bleven gewoon maar fietsen. En ik dacht velen van ons zouden afstappen en zeggen: oké, ik kan niet meer winnen, ik ga naar het hotel. Maar ze bleven gewoon doorfietsen. Op het moment dat ze bijna bij de finish kwamen, waren ze nog aan het spurten voor de achtste plaats.

Hebreeën 12: 1 - 2: 1 Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo'n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, 2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Hij heeft om de vreugde die Hem in het vooruitzicht was gesteld, het kruis verdragen en de schande veracht en zit nu aan de rechterhand van de troon van God.

Paulus, die spreekt over de wedloop. En hij spreekt over dat we de wedloop moeten lopen die voor ons ligt, en dat we die moeten lopen met volharding. Ik was aan het denken aan die renners, dat is volharding, niet opgeven. Die mensen, wat doen die? Elke dag opnieuw gaan ze fietsen, uren en uren aan een stuk. Die hebben doorzettingsvermogen. Die vallen, die staan recht, die fietsen weer verder. Dikwijls zie je in de Ronde van Frankrijk, ze vallen, ze breken een sleutelbeen en ze fietsen gewoon verder, ongelooflijk. Wij zouden daar liggen kermen van de pijn. Die staan recht, stappen op hun fiets en fietsen verder. En Paulus vergelijkt ons leven als christen, met een sportwedstrijd. Of dat nu lopen is of atletiek, die mensen bereiden zich enorm voor. Ik wil nog even naar 1 Korintiërs hoofdstuk negen gaan. Dat zijn de twee verzen die eigenlijk spreken over de wedstrijd. 1 Korintiërs 9: 24 – 27: 24 Weet u niet dat zij die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt? Loop dan zo dat u die verkrijgt. 25 En iedereen die aan een wedstrijd deelneemt, beheerst zich in alles. Zij nu doen dat om een vergankelijke krans te ontvangen, maar wij om een onvergankelijke te ontvangen. 26 Ik loop daarom niet zonder duidelijk doel en ik vecht zó met de vuist dat ik niet maar wat in de lucht sla. 27 Maar ik oefen mijn lichaam op harde wijze en maak het dienstbaar, opdat ik niet misschien, na anderen gepredikt te hebben, zelf verwerpelijk word.

 

Paulus, op twee momenten, vergelijkt hij ons leven als christen, ons leven als volgeling van Jezus,  ons leven in, voor, door, met Christus – want dat is christelijk leven. Christelijk leven gaat niet over de vorm, het gaat over het feit dat we leven in Christus, voor Christus, door Christus, met Christus. Dat is christelijk leven. En Paulus vergelijkt dat met een race, een wedloop. En ik wou even het beeld van de koers gebruiken om te tonen wat wij moeten doen, wat Paulus eigenlijk wil zeggen. Ik ga niet de renbaan gebruiken waarmee Paulus het vergelijkt, omdat de renbaan waarmee Paulus het vergelijkt, dat waren sporten van toen, daar zijn wij niet zo bekent mee, de olympische spelen of welke spelen zij ook hadden, dat zegt ons niet veel.  De koers, hoop ik, wel, als het niet zo is, oké, mijn fout. Ik wil dat beeld wat duidelijk maken. Een sportwedstrijd en ons leven als christen, de christelijke race kun je als het ware zeggen, die hebben drie overeenkomsten. Als je aan een race meedoet, dan moet je goed voorbereid zijn. Dus: je moet een goede voorbereiding doen. En: je moet aan de start komen. Dat is het deel dat voor de wedstrijd begint. Goed voorbereid en je moet zorgen dat je aan de start staat, anders doe je niet mee aan de race, dat is duidelijk, denk ik. Het tweede is: elke wedstrijd heeft regels, er is een wedstrijdreglement. En elke wedstrijd verlangt dat je volhardt. Er was daar  bij de beloften eentje die een beetje te lang achter een auto gereden had nadat hij gevallen was, en hij wint de wedstrijd en hij werd gediskwalificeerd. Er zijn bepaalde regels, spijtig genoeg voor hem, dat gebeurd continu. Spijtig genoeg voor hem want hij werd gefilmd, de camera zat er juist achter. Het derde is: elke wedstrijd heeft een eindmeet, de finish.  En aan de finish worden de prijzen uitgedeeld. Dat  zijn de overeenkomsten tussen een normale wedstrijd, een sportwedstrijd en de christelijke race. Het is belangrijk ons de vraag te stellen zijn wij een wedstrijd aan het lopen of zijn we gewoon doelloos aan het wandelen in het park?  Paulus vergelijkt ons christelijk leven met een wedstrijd. Dat wil zeggen dat er een doel is, we gaan ergens naartoe. Als je gewoon gaat wandelen in het park, je weet wel waar je start, je weet niet altijd waar dat je uitkomt. Je kunt dat misschien ook doen als je traint met je fiets, maar best in een wedstrijd past je dat niet toe. De kans dat je het einde zal halen is klein. Als er een de verkeerde afslag pakt die zal niet uitkomen op het einde, aan de finish. En de vraag is: waar gaan wij naar toe met ons leven? Zijn wij doelloos aan het wandelen in het park of zijn wij die race aan het lopen, zijn wij aan die wedstrijd bezig en gaan wij op ons doel af? 

Zoals ik zei, aan de race heb je de voorbereiding. Wat ik bewonder aan die renners is dat zij zo volharden, dat zij zo een discipline hebben. Ja, wat doen die? Een heel jaar zijn die bezig met trainen, elke dag die fiets op. Stel je voor. En een koersfiets, dat zit echt niet gemakkelijk. Dus, het is niet voor je plezier dat je op een koersfiets gaat zitten, want dat zadel, na verloop van tijd, dat doet pijn. Dat zadel niet, je achterste doet pijn, dat zadel doet je pijn. En heel het jaar zijn die bezig met de juiste dingen te eten. Wij, als we eens goesting hebben naar een biefstuk met frietjes en bearnaise, wel wij doen dat. Misschien zouden we dat soms beter niet doen, maar wij doen dat. Die renners, die eten pasta en pasta en pasta. Die moeten veel zulke dingen eten, want die hebben een juist dieet. De vraag is: wat eten wij, in onze voorbereiding? Die mensen doen aan topsport, die willen meedoen aan die race. De meeste nemen deel, niet omdat deelnemen belangrijker is dan winnen, maar omdat ze willen winnen. Anders was het geen topsport. Die willen echt dat doel halen. En ik kan u zeggen als ik vandaag zeg "ik wil meedoen aan de Ronde van Frankrijk", dat zal moeilijk worden. Ik heb waarschijnlijk een paar kilootjes teveel, ik heb waarschijnlijk niet genoeg getraind en ik eet waarschijnlijk niet de juiste dingen. Stel je voor dat ik daar aan de start sta van de Ronde van Frankrijk, en iedereen vertrekt en ik begin achter te fietsen, zij aan 45 per uur, ik 20, hijgend. Dan is het rap gepasseerd. Dus het is heel belangrijk dat zij zich goed voorbereiden. En ik wil de vergelijking maken. Ik kan niet meedoen aan de Ronde van Frankrijk, ik kan ook niet meedoen aan de Ronde van Vlaanderen. Dat gaat gewoon niet, die mensen fietsen veel te snel. Ik weet niet hoe ze het doen. Ik kan dat zo 30 seconden aan 45 per uur, en dan is dat voorbij. Zij trainen, de details zitten in die voorbereiding. Zij trainen, zij eten juist. Ongelooflijk. De vraag is, wij moeten ook die race lopen. Het is geen sportwedstrijd, maar het is de race van ons leven met Christus. Wat eten wij? Eten wij voldoende? Eten wij de juiste dingen? Stel je voor, een topsporter die alleen een of twee keer per week eet. Die houdt dat niet vol. Maar wij hebben ook een race te lopen. Wij houden dat ook niet vol als wij maar een of twee keer per week eten. Het is niet de bedoeling dat wij als het ware anorexia hebben, dat wij niet willen eten of dat wij niet kunnen eten, neen. Wij moeten eten, wij moeten ons voeden. En niet alles is goed voor ons. We moeten ons voeden met de juiste dingen. Er zijn dingen die niet goed zijn voor ons. Soms mogen kinderen niet kijken naar iets op de televisie. Soms is dat ook voor ons zo, dat we beter naar bepaalde dingen niet kijken, omdat dat niet goed is voor ons dat wij daar naar kijken. Sommige dingen niet lezen. Waarom? Het is niet goed voor ons. De wereld werkt zo, de wereld indoctrineert, de wereld wil dat wij bepaalde dingen aannemen. Dat is wat zij doet. Zij wil de hele tijd bepaalde dingen inprenten, zodanig dat wij zeggen: alles is oké. Maar alles is niet oké. God zegt dat niet alles oké is. Maar het is zo, wij hebben eigenlijk Jezus nodig en de H. Geest. Wij moeten ons voeden aan de juiste dingen.

Gods Woord, daar moeten wij ons mee voeden. We gaan even naar Johannes hoofdstuk 6. Wat zegt Jezus in vers 35?  En Jezus zei tegen hen: Ik ben het Brood des levens; wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben, en wie in Mij gelooft, zal nooit meer dorst hebben.  Kijk mensen, als wij ons voeden met Jezus, als wij naderen tot Jezus Christus, zoals wij in Jakobus gelezen hebben (4: 8:) Nader tot God, en Hij zal tot u naderen.   Als wij tot Hem naderen, wat zegt Hij?   wie tot Mij komt, zal beslist geen honger hebben. Wat een voorbereiding. Als wij tot Hem gaan, in gebed, als wij tot Hem gaan in Zijn Woord, dan zegt Hij dat wij geen honger zullen hebben. En Hij zegt als wij in Hem geloven, dat wij geen dorst zullen hebben. Dat is het christelijk leven dat wij kunnen leiden. Dat is het christelijk leven waar wij naar Jezus gaan en nooit meer honger en nooit meer dorst hebben. 

 

Johannes 15: 5:  Ik ben de Wijnstok, u de ranken.  Jezus gaf het beeld  van de wijnstok en de ranken, met de druiven eraan. Jezus zegt: Ik ben de Wijnstok, de wijnstok die tot in de grond staat en waar de wortels zitten, en u de ranken; wie in Mij blijft, en Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt u niets doen.  Als wij die race willen lopen of rijden of wandelen, in Jezus, met Jezus, door Jezus, voor Jezus, dan moeten wij zorgen dat wij in Hem zijn  en Hij in ons. Want Jezus zegt dat wij zonder Hem niets kunnen doen. Dus als je die race wilt lopen zonder Jezus, begin er niet aan, want het zal niet lukken. Want je hebt geen eten, je hebt geen drinken, en je bent niets zonder Hem. Dat is wat er staat. In vers 26 van hoofdstuk 14 staat er: Maar de Trooster, de Heilige Geest, Die de Vader zenden zal in Mijn Naam, Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb. En dan hebben we de Heilige Geest nodig, de Heilige Geest die ons leert, de Heilige Geest die ons in herinnering brengt wat Jezus gezegd heeft. Het is zo, als wij aan een race willen beginnen, dan hebben we training nodig. Wij moeten getraind zijn, we moeten geoefend zijn. Want je kunt niet aan een race beginnen zonder te oefenen. Stel je voor, zoals ik zei, iemand zoals ik, die wil de Ronde van Vlaanderen rijden, dat komt niet goed. Dat is onbegonnen werk. En als je dan nog wilt winnen, dan ben je heel snel gedemotiveerd. Wat moet je eigenlijk doen op het moment dat het niet meer gaat? Teruggaan naar wat je geoefend hebt. Dat is natuurlijk gemakkelijker gezegd dan gedaan. Maar het toont gewoon dat wij moeten oefenen. En het voordeel is dat wij de Heilige Geest hebben die ons herinnert aan wat Jezus gezegd heeft. Die leert ons, Die onderwijst ons in alles. Maar als wij de Heilige Geest niet hebben dan lukt dat niet. Dat is één. En twee, als wij niet in Zijn Woord verblijven, als wij niet bidden tot God, dan kan de Heilige Geest ook niet dat Woord van God in herinnering brengen. Je moet het eerst leren voordat Hij het in herinnering kan brengen. Dat staat er:  Die zal u in alles onderwijzen en u in herinnering brengen alles wat Ik u gezegd heb. Jezus had hen geleerd, had dingen gesproken en ze begrepen het niet, en dan is er de Heilige Geest die gekomen is waardoor dat ze het begrepen, en dan is er de Heilige Geest die hen in herinnering brengt wat Jezus gezegd heeft. En dat is voor ons hetzelfde. Wij moeten oefenen, wij moeten ons trainen. We moeten niet enkel eten, dat is niet voldoende. We kunnen heel de tijd in Gods Woord zitten en heel de tijd bidden, maar dat is niet voldoende. Dat is ook voor een renner  niet voldoende dat hij alleen maar eet. Stel je voor, een topsporter die heel de tijd aan het eten is, maar die kruipt niet op zijn fiets, dat komt niet goed. Dan is hij te dik, zo simpel is het, dan heeft hij geen getrainde spieren, behalve zijn slokdarm misschien en zijn maagspieren en al de rest. Maar de spieren die hij nodig heeft om te fietsen, die zijn niet getraind. Dus, het gaat niet alleen over eten, het gaat ook over trainen. Ja, we zijn nog maar aan de voorbereiding. We zijn nog niet aan de race begonnen. We gaan even naar 1 Timoteüs. Ik moet zeggen, die vergelijking hielp mij gisteren om te begrijpen wat wij als christenen moeten doen, en ik hoop dat dit ook voor u geldt. 1 Timoteüs 4: 6 - 8:  Paulus spreekt tot Timoteüs, en hij zegt tot Timoteüs: 6 Als u de broeders deze dingen voorhoudt, zult u een goed dienaar van Jezus Christus zijn, gevoed door de woorden van het geloof . Paulus zegt tegen Timoteüs: als je een goed dienaar wilt zijn dan ben je gevoed door de woorden van het geloof - en door de goede leer, die u nagevolgd hebt.

Er is enerzijds het Woord dat je leest , het Woord dat tot ons komt, het Woord dat werkt als een tweesnijdend zwaard en daarnaast is er de goede leer, er is onderwijs nodig, de  Heilige Geest moet ons dat Woord uitleggen. In vers 7 staat er: Maar verwerp de onheilige en onzinnige verzinsels .  Hij zegt al hetgeen dat niets waard is, dat onheilig is, dat onzinnig is, doe dat weg. Ik had daarstraks gezegd: waarmee voeden wij ons? Voeden wij ons met Zijn Woord, is Christus ons brood, is Christus ons drinken, dan moeten wij de onheilige en onzinnige verzinsels verwerpen en ons oefenen in de godsvrucht. Dat is wat er staat in vers 7. Paulus zegt: en oefen uzelf in de godsvrucht. Als wij ons klaarmaken voor de race, dan moeten wij onszelf oefenen in godsvrucht.  8 Want de oefening van het lichaam is van weinig nut, maar de godsvrucht is nuttig voor alle dingen, omdat zij de belofte van het tegenwoordige en van het toekomende leven heeft. Net als een atleet moeten wij oefenen. Gewoon talent hebben is niet voldoende. Gewoon de H. Geest ontvangen, wedergeboren zijn, is niet voldoende. Wij moeten ons oefenen als christenen in de godsvrucht. Net zoals een muzikant misschien talent kan hebben, maar die moet oefenen. Je hebt veel mensen die zeggen: och, ik wou dat ik piano kon spelen. Maar als die niet oefent, zal dat nooit lukken. Net zoals de vrucht van de Geest hebben, niet lukt zonder te oefenen.  Wij moeten ons oefenen in godsvrucht, de vrucht van God. En wat is dat godsvrucht? Galaten 5: 22 - 26: 22 De vrucht van de Geest is echter: liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. 23 Daartegen richt de wet zich niet. 24 Maar wie van Christus zijn, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. 25 Als wij door de Geest leven, laten wij dan ook door de Geest wandelen. 26 Laten wij geen mensen met eigendunk worden, elkaar niet uitdagen en benijden.  De vrucht van de Geest is:  liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. Wij moeten ons voeden , maar wij moeten ons ook oefenen. Oefenen in de vrucht van de Geest, oefenen in liefde, oefenen in blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, geloof, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Is dat altijd gemakkelijk? Neen, net zoals die topsporter als hij moet trainen, dat is niet altijd gemakkelijk. Ik denk dat hij de ene dag ook meer goesting heeft dan de andere dag. Als hij op zijn fiets kruipt en het is zo'n weer, ik denk niet dat hij daar echt naar uitkijkt. Het is daarom dat ze eens naar Monaco gaan of ergens in een warm land om hun voorbereiding te doen omdat het gewoon aangenamer is dan hier in Vlaanderen. Wij moeten Gods Woord overdenken, wij moeten ons voeden met Zijn Woord, wij moeten dat Woord mediteren, wij moeten daarover nadenken, we moeten de H. Geest ons laten onderwijzen. En eigenlijk wat wij moeten doen is kijken waar wij staan. Waar staan wij in onze wandel met God? Paulus zegt in vers 25 als wij door de Geest leven, als we de Geest ontvangen hebben dan zijn we levend gemaakt. Laten wij dan ook door de Geest wandelen. Uit het ontvangen van de Geest moet er iets komen, een realiteit, en wij moeten veranderen. En dat veranderen gebeurt door dat wij oefenen, door dat wij in Gods Woord bezig zijn, en doordat wij bidden tot God. Wij moeten meer en meer veranderen in het beeld van Zijn Zoon, in het beeld van Jezus Christus. In Romeinen 8: 29 (ik lees vanaf 28) 28 En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. 29 Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren toe bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders.  Hij heeft ons ertoe voorbestemd om gelijkvormig te worden aan het beeld van Zijn Zoon. Dat is wat God wil met ons. God wil ons veranderen. Zoals dat beeld van Michel Angelo. Er is daar een grote blok marmer, hij is aan het beeldhouwen en hij haalt daar een paard uit. Iemand vraagt aan Michel Angelo: hoe doe je dat? Michel Angelo zegt: het paard zit er al in, maar ik ben alles aan het wegkappen dat overbodig is. Dat is wat God doet met ons. Hij geeft ons de H. Geest , wij zijn een nieuwe schepping.  En dan begint Hij dingen weg te kappen, dingen weg te halen die er niet moeten zijn. En Hij maakt ons beetje bij beetje gelijkvormig aan het beeld van Zijn Zoon. 2  Korintiërs 3: 18  Wij allen nu, die met onbedekt gezicht de heerlijkheid van de Heere als in een spiegel aanschouwen,. In het oude testament, bij Mozes, dan bedekte ze hun gezicht toen God tot hen sprak. Waarom? De heerlijkheid van God was zo overweldigend dat ze niet konden kijken, dat ze niet durfden kijken. En wat zegt Paulus nu? Wij kunnen nu met onbedekt gezicht de heerlijkheid van God aanschouwen als in een spiegel. Wat wil dat zeggen? Wij kijken naar God, wij kijken naar Jezus Christus Die de openbaring is van God op deze wereld, en wij zien onszelf. We zien God en we zien onszelf want we kijken als het ware in een spiegel en we zien: we zijn nog niet gelijkvormig aan het beeld van God. Het mooie is, er staat, wij worden van gedaante veranderd naar hetzelfde beeld, van heerlijkheid tot heerlijkheid, zoals dit door de Geest van de Heere bewerkt wordt.   De Geest van God die in ons woont, wat doet Die? Hij verandert ons, Hij maakt ons meer en meer naar het beeld van God. Hij verandert ons en wij moeten God toelaten om ons te veranderen, want er staat dat het de Geest is die dat bewerkt. 1 Johannes 3: 2 (ik lees van vers 1): 1 Zie, hoe groot is de liefde die de Vader ons gegeven heeft: dat wij kinderen van God worden genoemd . Daarom kent de wereld ons niet, omdat zij Hem niet kent. 2 Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij (Jezus Christus)  geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is. Op het moment dat Jezus geopenbaard wordt  zullen we Jezus zien zoals Hij is, maar we zullen ook zien dat wij Hem gelijk zijn. Wij zullen zijn zoals Hij. Daar heb je dus je topatleet, die wielrenner die moet fietsen, die moet juist eten, en als hij aan die race wil meedoen dan met hij bovendien zorgen dat hij het juiste gewicht heeft. Daar is heel veel rond te doen.  Als je aan de Ronde van Frankrijk wil meedoen, de Ronde van Frankrijk wil winnen, dan moet je zorgen dat je heel mager bent, want anders geraak je die berg niet op, of toch niet rap genoeg. Je moet daar eens op letten, al die wielrenners die goed zijn in de bergen, die zijn echt graatmager, letterlijk. Vel over het been. Oké, er zitten ook spieren tussen. Zij moeten echt zorgen dat die overtollige kilo's weg zijn.  Ze waren daar ook over bezig tijdens het WK  en ze zegden 'die is een beetje te zwaar'.  Die heeft daar geen last van blijkbaar want het is een van de beste wielrenners. Maar hij zou ook niet in de Alpen meekunnen met de rest omdat hij te zwaar is. Een topatleet, die moet een bepaald gewicht bereiken, hij moet zorgen dat al dat overbodig gewicht weg is.  En wat staat er in Hebreeën 12: 1? Er staat:  laten ook wij,  afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. Kijk mensen, als er zonde in ons leven is, dan is dat precies zoals dat je gaat fietsen met een zware rugzak, of gaat lopen met een zware rugzak met kasseistenen erin. Dat gaat niet. Een race lopen met zo een rugzak, dat is niet te doen. Wij moeten die overtollige kilo's, die zonde wegdoen. En de beste manier om die kilo's kwijt te geraken is om goed te eten, voldoende te drinken, en voldoende te oefenen. Hetzelfde voor ons. Als wij in Jezus zijn en Hij in ons, en Hij zegt: als je tot Mij komt, zul je nooit meer honger hebben, en als je in Mij gelooft, zul je nooit meer dorsten. Ja, dat moeten wij doen; wij moeten naar Jezus gaan. Het tweede dat we moeten doen, is oefenen in godsvrucht. De vruchten van de Geest, ik heb ze gelezen, liefde, vriendelijkheid, geloof, zelfbeheersing... Kijk mensen als wij oefenen in godsvrucht, als wij ons lichaam ten dienste stellen, zoals Paulus zegt, dan kan ik u zeggen dat u op een bepaald moment zult zeggen : ach, die zonde is weg. Als je God vergeving vraagt, dan zal die zonde opeens weg zijn.  Net zoals die wielrenner, als hij genoeg traint, en juist eet, dan zullen die overtollige kilo's verdwijnen. God heeft al een oplossing voorzien voor die zonde, ja toch? Akkoord? Jezus Christus is aan het kruis gestorven  voor onze zonde, Hij heeft onze zonde op zich genomen. Geen enkele macht kan iets doen in ons leven, want wij hebben Jezus aan onze kant.  Kijk, die wielrenner is continu aan het trainen, die eet, die drinkt, die oefent. Is het dat wat wij doen? Eten wij continu van Gods Woord? Laten wij de H. Geest ons onderwijzen in Zijn Woord? Oefenen wij onszelf in godsvrucht? Stellen wij ons lichaam ten dienste? Paulus spreekt in Romeinen 12: 1 - 2: 1 Ik roep u er dan toe op, broeders, door de ontfermingen van God, om uw lichamen aan God te wijden als een levend offer, heilig en voor God welbehaaglijk: dat is uw redelijke godsdienst. 2 En wordt niet aan deze wereld gelijkvormig, maar wordt veranderd door de vernieuwing van uw gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.  Die renners die zijn aan het eten, aan het drinken , aan het oefenen, ze bereiden zich voor op de race. Dit moeten wij ook doen, wij moeten in Gods Woord zijn, wij moeten bidden tot God, Zijn wil zoeken, wij moeten ons oefenen, ons lichaam aan God wijden, we moeten de Geest laten werken in ons leven en wij moeten ons oefenen in godsvrucht. Waarom? omdat wij fit moeten zijn om die race te lopen. Al die kilo's moeten weg, die zonde die in de weg zit, die moet weg. En Paulus zegt als u die race wilt lopen, loop hem zoals diegenen die hem lopen in een normale renbaan. We gaan er even naar terug. 

1 Korintiërs 9: 24 Weet u niet dat zij die in de renbaan lopen, allen wel lopen, maar dat slechts één de prijs ontvangt?  Als u kijkt naar de koers, er staan  100 mensen aan de start, of meer, maar er is er maar één die kan winnen. Er is één super gelukkig en al de rest is gefrustreerd. Maar Paulus zegt: loop de race op die manier, probeer de eerste te zijn, probeer die race te winnen. Kijk mensen, dit is wat God van ons verlangt. Hij wil hebben dat wij leven in Christus, met Christus, door Christus, voor Christus, en dat Christus leeft in ons en dat wij starten aan die race, dat wij ons goed voorbereiden. En als we starten aan die race dat we dat doen met als doel om aan het einde te geraken en liefst als eerste.  Je start geen race met de bedoeling om na  5 km af te stappen. Soms gebeurt dat eens dat er iemand start in de Ronde van Frankrijk en dat hij na 5 km stapt hij af. Dan denk ik : waarom doet je dat? Waarom doen ze dat? Ze wilden aan dat einde geraken, ze wilden in Parijs geraken, daarom doen ze dat. En ze komen tot het besef dat het niet lukt want ze zijn ziek enz., enz.. Maar de wil om daar te geraken is zo groot, ik bewonder dat echt. Zo'n wilskracht. Kijk mensen, ons doel is om aan die race te beginnen, aan het einde te geraken en de krans te krijgen.  Er staat in vers 25 : Zij nu doen dat om een vergankelijke krans te ontvangen, maar wij om een onvergankelijke te ontvangen.   Wij doen dat opdat wij dan voor altijd bij Jezus Christus zullen zijn, in alle eeuwigheid. Want Hij leeft, en Hij leeft in alle eeuwigheid. Wij mogen met Hem ook leven. Nu, op het moment dat een topsporter aan de race begint, wat doet hij? Gaat hij direct naar de startlijn?  Neen, hij staat alweer op de rollen. Als je denkt een saai leven, wel, dat is een saai leven. Hele dagen op uw fiets zitten, en dan doe je eindelijk eens mee aan een wedstrijd, en wat moet je doen? Weer eens op je fiets zitten. dan zitten ze daar een uur op die fiets, op te warmen. de veldrijders ook. Die zitten op hun fiets, buiten aan de campingcar, op te warmen. Het is midden in de winter, dus het is koud. En dan doen ze mee aan die race en dan komen ze op het einde, helemaal in modder, die gaan daar in de modder gaan rijden, 't is koud, die rijden daar dan 2 uur in de modder en ze komen dan aan de aankomst helemaal in de modder. Ze moeten dat dan een beetje wegvegen want ze moeten dan direct een interview doen. De reporters staan daar direct met die micro. Helemaal in modder. Snappen die reporters dat niet dat die mensen juist gekoerst hebben. In de Ronde van Frankrijk ook, of de Ronde van Vlaanderen, ze hebben juist 250 km gereden aan een gemiddelde van 45  - 47 per uur, ze zijn nog maar juist de streep over: "een reactie?". Ze staan daar met die micro, ongelooflijk. De race begint en wat doen ze? Ze warmen op. Ze eten, want als ze niet eten dan hebben ze problemen. Ze zegden vorige week van iemand: hij was bij de eerste vijf, laatste ronde en opeens gaat het licht uit, geen energie meer. Hij had niet genoeg gegeten. Hij had voor de start iets moeten gegeten hebben, hij is dat niet gewoon, want hij doet geen zulke wedstrijden. Hij doet veldrijden, dat zijn veel kortere wedstrijden. Je moet eten. Je hebt energie nodig. Wij hebben ook energie nodig. Wij moeten uiteindelijk die race lopen. Zelfs terwijl we die race aan het lopen zijn moeten we eten. Maar daaraan zie je, als we niet eten, wij wandelen, wij lopen die race, wij leven met Christus. Maar als wij ons niet continu voeden, niet alleen in de voorbereiding, het is ook terwijl dat we leven in Christus, met Christus, ons leven lijden, moeten wij ons continu voeden. Het mag geen religie worden waarin we gewoon dingen gaan doen omdat we het vorige week ook zo gedaan hebben en dus deze week ook zo doen. Ik vind dat altijd steeds zo verraderlijk. Mensen geraken zo gemakkelijk in dat gewoontepatroon. Maar wij moeten ons continu voeden. Wij moeten continu tot Hem gaan, tot Hem naderen zodat wij van Zijn brood kunnen eten en van Zijn bron kunnen drinken. In de race kan het warm zijn, in de race kan het koud zijn, kan het regenen. Soms zie je ze in de Ronde van Frankrijk fietsen, in het dal is het 40 °C, ze komen boven op de berg en daar is het nog 10 of 5°C, dan moeten ze naar beneden, weer die warmte in. Dat is een enorme schok voor het lichaam. Ook in ons leven gebeuren er dingen. Soms gaat het goed en is het warm en zonnig; soms gaat het minder goed en is het koud en het regent. Maar wij moeten ons continu voeden, continu drinken, want anders gaat het mis, lukt het niet meer. Zij hebben een hartmonitor aan en zijn continu aan het kijken of ze juist aan het fietsen zijn, of alles goed loopt. Ze hebben hun hartmonitor aan. Wij hebben de H. Geest in ons, die ons zegt of het goed of niet goed loopt. Je moet er wel naar luisteren. Het is voldoende om dat aan te hebben of het is niet voldoende om de H. Geest te hebben, we moeten er ook naar luisteren. We moeten alert zijn. Die fietsers, het WK, opeens rijdt er één weg. Je moet vooraan zitten, je moeten zorgen als er iets gebeurt dat je kunt mee springen. Je moet zorgen als er iemand valt voor je, dat je hem ontwijkt. Hetzelfde met ons, als christen. Wij moeten alert zijn. Als wij zien dat God werkt, als God iets aan het doen is, dan zegt God: kom, kom meewerken. Want het is God die werkt.  Maar wij moeten dat zien, we moeten alert zijn. En om alert te zijn, moet je goed gegeten hebben, moet je warm genoeg hebben, moet je voldoende drinken en als we gevaar zien, moeten we er ook van weggaan. We hebben het gelezen in Jakobus. Wat stond er in Jakobus? Jakobus 4: 7: Bied  weerstand aan de duivel en hij zal van u wegvluchten.       

Als we iets zien gebeuren, dan moeten wij weerstand bieden, moeten wij alert zijn en dan zal dat weggaan. Ik vond die vergelijking tussen die koers en wat Paulus zegt, heel nuttig. We gaan nog even terug naar Hebreeën 12: 1 - 2: 1 Welnu dan, laten ook wij, nu wij door zo'n menigte van getuigen omringd worden, afleggen alle last en de zonde, die ons zo gemakkelijk verstrikt. En laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, 2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Kijk mensen, als wij die race aan het lopen zijn, als we de wedloop van ons christelijk leven aan het lopen zijn, dan staat er dat we moeten afleggen alle last en de zonde. Ik weet niet of je er al eens opgelet hebt, maar een wielrenner die in de finale zit, wat doet die? Die smijt alles weg, drinkbus weg, alle gewicht die teveel is, weg. Het is allemaal gewicht dat hij moet meedragen en daardoor wordt hij trager. Hetzelfde voor ons. Als wij een last meezeulen in ons leven, en we leggen die niet neer aan het kruis van Jezus Christus, en we zeggen niet aan God 'hier U mag het hebben, doet ermee wat U wilt, maar ik wil er vanaf', dan loop je rond met die last. Dan ben je zoals die wielrenner met een drinkbus hier en een energiereep daar, enz. Neen, weg, zelf de jasjes. Dat wappert in de wind en houdt hen tegen. Het moet er allemaal af op het einde. En laten wij met volharding de wedloop lopen. Volharding. Het beeld van die wielrenner, poef die grond in, wat doet hij, hij staat recht, hij is er eventjes niet goed van, er komt een collega bij hem, hup, de fiets weer op en weer weg. Ik denk dat het vorig jaar was in de Ronde van Frankrijk, het ravijn in, afgrond, poef naar beneden, die klimt naar boven en hij kruipt weer op zijn fiets. Dat is toch ongelooflijk. Als dat geen volharding is,  dan weet ik het niet meer. Hoeveel keer gebeurt het niet dat er inderdaad iemand valt en zijn sleutelbeen breekt en dan toch nog de Ronde van Frankrijk uitrijdt. De breuk van dat sleutelbeen is in de eerste week, hé, er zijn nog geen bergen. Dan gaan die nog heel dat gebergte door met die breuk in het sleutelbeen. Wat een volharding. En zo moeten wij ook zijn als christen. Wij moeten met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt. We mogen niet opgeven. Er gaan dingen gebeuren, we zullen eens struikelen, eens vallen, maar we mogen niet opgeven, we moeten volharden. Ik vind dat beeld van die wielrenner, als wij zo kunnen zijn, dan zijn wij goed bezig. Maar, er staat terwijl wij het oog gericht houden op Jezus. Het is niet de bedoeling dat je begint te kijken naar je been dat bloedt, omdat je gevallen bent, neen, houd uw oog gericht op Jezus. Net zoals die wielrenner, die staan recht, waar kijken die naar? Die kijken naar de finish, ik moet dat hier uitrijden, ik moet aan het einde geraken. De commentator zei het: hij heeft de race uitgereden. Hij was aan het fietsen, maar hij geraakte niet meer vooruit. Voor hetzelfde geld zegt hij: het is hier gedaan, ik kan toch niet meer winnen, ik stap af. Neen, hij is tot het einde gereden tot aan de finish. Aan een heel traag slakkentempo, want hij kon niet meer, zijn energie was op. En hij heeft zijn hotel gepasseerd, dat was dan nog het beste. Terwijl hij naar de finish aan het fietsen was, passeerde hij zijn hotel. Hij is niet afgereden om naar zijn hotel te gaan, hij is eerst naar de finish gegaan. Dat noem ik: volharding. Hij was gefocust op dat einde. Wij moeten ook zo zijn. Wij moeten ons oog gericht houden op Jezus Christus,  de Leidsman en Voleinder van het geloof. Met Jezus is het begonnen, en Hij heeft ons getoond hoe dat het moet, en Hij is de Voleinder van ons geloof. Het mooie is, wij hebben een menigte van getuigen rond ons. Ik zal het niet lezen, lees het eens in hoofdstuk 11, daar staan ze allemaal. Daar staat Henoch, Noach, Abraham, Sara, Isaak, Jakob, Jozef, Mozes enz., enz.. En wat staat er van hen in vers 39:  En deze allen hebben, hoewel zij door het geloof een goed getuigenis van God gekregen hebben, de vervulling van de belofte niet verkregen.   Die wandelden in geloof, maar ze hebben de vervulling van de belofte niet  verkregen. Wij wel. Wat een voorrecht. Vers 40:  daar God met het oog op ons iets beters voorzien had, opdat zij zonder ons niet tot de volmaaktheid zouden komen. Paulus zegt: laten wij nu afleggen alle last en de zonde. Waarom? Dat zit in de weg.  Die rugzak met kasseistenen, dat fiets niet gemakkelijk. Als je T-shirt vol zit met drinkbussen, soms zie je dat, als ze drinken gaan halen en dat willen uitdelen aan de rest van de ploeg, dan zitten ze vol met drinkbussen. Zo kun je de finale niet rijden, dat moet weg. Dan zegt hij: laten wij met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, 2 terwijl wij het oog gericht houden op Jezus, de Leidsman en Voleinder van het geloof. Volharding! Het is niet altijd gemakkelijk, het is niet altijd rozengeur en maneschijn, dat zeggen ze zo mooi. Neen, het leven is wat het is. Er gebeuren dingen, de Bijbel zegt het. Maar één ding is zeker: Jezus Christus is voor ons gestorven aan het kruis, Hij heeft voor ons geleden, Hij is opgestaan uit de dood, Hij is tot de Vader gegaan en Hij heeft Zich Geest gestuurd. Hij heeft Zijn Geest gestuurd, opdat wij vervuld zouden zijn van Hem. Dat Hij in ons zou zijn en wij in Hem, opdat wij vrucht zouden kunnen dragen, opdat wij zouden veranderen naar dat beeld van Jezus. Dat staat vast. En de vraag is: willen wij de race lopen, die ik zojuist beschreven heb, niet alleen omdat ik wil meedoen, deelnemen is belangrijker dan winnen. Neen, wij moeten hem lopen met het idee van 'ik zal winnen, ik zal de prijs halen.' . Willen wij die race lopen of stappen wij halfweg af? Neen, wij moeten die race lopen tot het einde, we moeten de finish halen. Kijk mensen de keuze is aan ons en God is bij ons . God wil ons helpen om die race te lopen. Ik dacht aan het beeld van de volgwagen. Vandaag, in de koers, hebben ze oortjes in. Wij hebben een voordeel. Wij hebben God in de volgwagen, we hebben God die meefietst met ons,  Die zegt een beetje meer naar links, een beetje meer naar rechts, pas op voor dit. Die spreekt in ons leven, net zoals die ploegleider in de volgwagen. Soms luisteren die renners en soms ook niet. Net zoals wij. God zegt iets en er zit storing op de lijn, ik heb het niet goed begrepen. Of we doen dat oortje uit en we zeggen: ik weet het zelf beter. Niet soms? Hebreeën 12: 3:  Want let toch scherp op Hem Die zo'n tegenspraak van de zondaars tegen Zich heeft verdragen, opdat u niet verzwakt en bezwijkt in uw zielen.  Wij moeten letten op Hem. Let toch scherp op Hem. Waarom? opdat wij niet zouden verzwakken en bezwijken in onze zielen. Vers 12 - 15: 12 Hef daarom de slappe handen op en strek de knikkende knieën, 13 en maak rechte sporen voor uw voeten, opdat wat kreupel is, niet wordt ontwricht, maar veeleer genezen wordt. 14 Jaag de vrede na met allen, en de heiliging, zonder welke niemand de Heere zal zien. 15 Zie erop toe dat niemand achteropraakt - zo moeten wij ook zijn, we zijn samen in de koers, wij zijn samen die race aan het lopen, en wat zegt Paulus?  Zie erop toe dat niemand achteropraakt in de genade van God, en dat er geen enkele wortel van bitterheid opschiet en onrust veroorzaakt zodat daardoor velen bezoedeld worden. Wij kunnen die race lopen. We moeten ons goed voorbereiden, dan kunnen wij die race lopen. Wij moeten juist eten, juist drinken, wij moeten ons oefenen en dan kunnen wij die race lopen. We moeten blijven eten en blijven drinken? Luisteren naar God Die in de volgwagen zit en Die zegt een beetje meer naar links, of nu moet je rapper rijden, of nu moet je vertragen, of spring maar mee met die ontsnapping. En dan, als we op het einde komen, krijgen we de krans. Onvergankelijke krans. En we mogen in alle eeuwigheid bij Jezus Christus zijn. Dat is de prijs die wij ontvangen. Wat een prijs, dat is beter dan daar op dat podium staan en van de dames rond je drie kussen krijgen en een boeket bloemen. Neen, wij zijn voor altijd bij Jezus. Wat een prijs. Wij mogen in Zijn aanwezigheid verblijven en Hem aanbidden tot in alle eeuwigheid. De vraag is: willen wij die race lopen? Met volharding? Het gaat niet over die race lopen, maar over die volharding. Leggen wij al die last af, die zonde, en focussen wij alleen op Jezus Christus? Of zeggen wij neen, ik zal efkes meedoen en zien hoe het gaat en als het nodig stap ik af. Of zeggen wij neen, ik ga liever wandelen in het park, een beetje rondkijken, genieten van de dingen, en we zien wel. Wij hebben een keuze. Ik weet welke keuze ik gemaakt heb en ik wil blijven maken. Ik ga nog even terug naar 1 Korintiërs 9:26   Ik loop daarom niet zonder duidelijk doel  - als we lopen, laat ons aub meedoen aan de race, niet zomaar om efkes te lopen. Paulus zegt: Ik loop niet zonder duidelijk doel? hij wil aan die finish geraken, en hij zegt: en ik vecht zo met de vuist dat ik niet maar wat in de lucht sla.   Stel je voor, een bokser die daar een beetje in de lucht staat te slaan, en die ander staat daar te kijken van ????. Neen, dat is nutteloos. Maar hij zegt: 27 Maar ik oefen mijn lichaam op harde wijze en maak het dienstbaar. Dat is wat Paulus zegt.  Ik oefen mijn lichaam, ik oefen mijn lichaam in godsvrucht, en ik maak het dienstbaar.   Dat oefenen van zijn lichaam gaat hier niet over veel gaan fietsen. opdat ik niet misschien, na anderen gepredikt te hebben, zelf verwerpelijk word.  Het is van toepassing op elkeen van ons, op mij, op u van toepassing, dat wij die race lopen, niet zonder duidelijk doel. We moeten een duidelijk doel hebben. En dat doel is: bij Jezus zijn; dat doel is: God te volgen. Amen?

Laten wij bidden: Heer God, almachtige Vader, dank U Heer voor Uw Woord dat in ons werkt Heer. Dat in ons werkt Heer op wonderbaarlijke wijze. Dank U Heer dat U zo een goede en getrouwe God bent. En dank U Heer dat U in alle eeuwigheid Dezelfde bent. Gisteren, vandaag en in alle eeuwigheid. Dat wij U mogen volgen Heer, een God Die niet verandert, een God Die geneest,  een God Die ons liefheeft, en een God Die een relatie wil met elkeen van ons. Wij danken U, Heer Jezus, voor Uw offer aan het kruis. En het minste Heer, dat wij kunnen doen, is die race lopen met volharding en onze ogen gericht houden op U. Dank U heer voor het geloof dat U ons gegeven hebt, voor de H. Geest die U uitgestort hebt in onze harten. Dank U Heer voor Uw grote genade waardoor dat wij kinderen van U mogen zijn.

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Als je niet weet wat te doen, ga naar Christus - deel 2

De profeet Elia, door wie God grote daden had gedaan, kreeg het even lastig toen Izebel hem wilde doden. Dit kan ook ons overkomen. Wat doe je dan? Heel vaak als er uitdagingen of situaties zijn in ons leven, dan moeten we naar die plek gaan waar God tot ons kan spreken. Vanuit de ervaringen van Elia kunnen we leren wat we kunnen doen als we het even niet meer weten.

Deze tekst wordt nog uitgeschreven … even geduld.

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Als je niet weet wat te doen, ga naar Christus - deel 1

De profeet Elia, door wie God grote daden had gedaan, kreeg het even lastig toen Izebel hem wilde doden. Dit kan ook ons overkomen. Wat doe je dan? Heel vaak als er uitdagingen of situaties zijn in ons leven, dan moeten we naar die plek gaan waar God tot ons kan spreken. Vanuit de ervaringen van Elia kunnen we leren wat we kunnen doen als we het even niet meer weten.

Deze tekst wordt momenteel nog uitgeschreven … even geduld

Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Zoek de dingen die boven zijn

Wat wil je bereiken? Waar gaat je verlangen naar uit? Velen denken aan een mooi huis, een snelle wagen, een succesvolle carrière, maar is dit wel zo belangrijk? Als je met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, zegt Paulus in Kolossenzen 3: 1 ... Maar hoe pas je dit toe in je leven?

Wat denken wij? Waar zijn we mee bezig? Wat willen wij bereiken? Wat zijn de doelen in ons leven? Wat houdt onze gedachten bezig? Op elk moment, welke leeftijd wij ook hebben, wat houdt onze gedachten bezig? Ik wil daar voor gaan naar de Kolossenzen hoofdstuk 3: vers 1.

De brief van de Kolossenzen is maar vier hoofdstukken. Ik was vanmorgen beginnen lezen in hoofdstuk 1, en ik zei tegen mijn echtgenote Veronica: "Eigenlijk moet je die brief tien keer of vijf keer lezen, want daar staat zoveel in. Elk woord telt. Als je door die brief gaat, daar staat zoveel waarheid in, en zoveel dingen die we misschien niet honderd procent snappen.". In hoofdstuk 3: 1 staat er: 'Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. 2 Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn, 3 want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. 4 Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met hem geopenbaard worden in heerlijkheid.' En heel dikwijls lezen we dat en we lezen verder, we gaan naar vers vijf, enzovoort, enzovoort.

Maar daar staat zoveel in. Hoe meer ik die passage aan het lezen was gisterenavond, hoe meer ik me realiseerde, hoe belangrijk dit is. Wat staat daar: 'Als je nu met Christus opgewekt bent'. Ja, dat is al de eerste voorwaarde. Wij kunnen ons niet richten op de dingen die boven zijn, als wij niet opgewekt zijn. Dus, mensen die niet wedergeboren zijn, die Gods leven niet ontvangen hebben, die kunnen niet zoeken naar de dingen die boven zijn. God zegt dat ook. Hij zegt niemand zoekt Mij. Dat is gewoon zo. Mensen zijn op zoek naar het geestelijke, omdat ze weten: er is een gebrek. Maar ze zijn niet de dingen van God aan het zoeken, niet die God die hen levend gemaakt heeft. Ze zijn gewoon iets aan het zoeken om die leegte te vullen. Dus, de eerste voorwaarde is dat we opgewekt zijn, met Christus, dat we levend gemaakt zijn. En dan, zegt Paulus, als dat zo is, als je levend gemaakt bent, als je opgewekt bent met Christus, 'zoek dan de dingen die boven zijn'. Ik dacht na over het woord zoeken? Wat betekent zoeken? Wat bedoelt Paulus met zoeken?

Als ik aan mijn kinderen vraag om iets te zoeken, dan zijn ze meestal heel snel terug en dan zeggen ze: "Ik heb overal gekeken, maar ik kan het niet vinden". Dat is meestal na een minuut of twee. Het toeval wil, vanmorgen komt Hannah naar mij en zij zegt:" Ik zoek mijn barbiepop die op dat paard moet, en ik vind het niet.". En ze is bezig in die doos, waar al haar barbiedingen inzitten, en ze vindt het niet. En ze gaat naar boven, naar Veronica, en zegt: "Ik vind die barbiepop niet.". Ze komt terug naar beneden en zegt: "Papa, ik vind die pop niet.". Ik steek mijn hand in die doos, haal de bovenkant eruit, en wat ligt er daar? Die pop. Dat is meestal wat er gebeurt als kinderen komen en zeggen: "Ik heb overal gekeken, maar ik vind het niet.". Dan ga je mee, en het ligt daar gewoon dikwijls te stralen.

Is dat het zoeken waar God of Paulus hier over spreekt? Neen, ik denk het niet.

Of je vraagt om iets te gaan zoeken: ga eens boven dat gaan halen, zoek dat een keer. En dan verstrijkt de tijd, niemand komt terug. En je gaat naar boven, en ze zitten daar iets te spelen. Ze zijn totaal vergeten waarom ze naar daar moesten gaan, ze zijn helemaal niet aan het zoeken. Maar ze zijn met iets anders bezig.

Ik geef die voorbeelden, waarom? Omdat het dikwijls bij christenen ook zo is. Ze zeggen: ik ga iets gaan zoeken en als ze het niet direct vinden, dan stoppen ze met zoeken. Ze zoeken, maar ze beginnen iets anders te doen. Dat is niet het zoeken naar God, waar Paulus over spreekt. Ik zeg God, waarom? Omdat Christus er ook over gesproken heeft. Ik kom er straks op terug. Het zoeken, dat Paulus bedoeld, in het Grieks is dat het woord 'Zeteite'. Maar dat woord betekent: 'zoeken door te vragen'; het betekent: 'zoeken om een resultaat te bereiken, om een oplossing te bereiken, iets tot op het bot uitzoeken'. Dat is het soort zoeken waarover Paulus spreekt. Het is niet gewoon efkes rap, rap. Neen, het is zoeken om een resultaat te hebben, zoeken om te vinden. Dat is het soort zoeken waar Paulus over spreekt.

Als we zeggen: zoeken om te vinden, dat deed bij mij gisterenavond een belletje rinkelen.

We gaan even naar Mattheüs hoofdstuk 7, vers 7. Wat staat daar? Mattheüs hoofdstuk 7: 7: daar staat: 'bid (of vraag: in sommige vertalingen staat er vraag) en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en er zal voor u opengedaan worden.' Dus Mattheüs hoofdstuk 7, vers 7: bid, of vraag, en u zal gegeven worden; zoek, en u zult vinden; klop, en zal voor u opengedaan worden. Wat zegt Jezus hier? Jezus zegt: 'Vraag, en u zal gegeven worden. Vers 8: Want ieder die vraagt, die ontvangt; wie zoekt, die vindt; en voor wie klopt zal opengedaan worden.' Jezus zegt hier, het is hetzelfde woord van zoek: zoek op zo'n manier dat je vindt; vraag op zo'n manier dat je ontvangt; klop op zo'n manier dat er iemand komt opendoen. Ik moest denken aan kloppen. Je kunt zo kloppen en er komt nooit iemand de deur opendoen. Maar je kan ook zo kloppen, dat iedereen het hoort en dan wordt de deur opengedaan. Hetzelfde met vragen. Mompel, mompel, dan versta je het niet goed.

Maar als je vraagt op een manier dat je een antwoord wil, of een antwoord zoekt, dan zal je een antwoord krijgen. Als er iemand aan ons vraagt: hoe is het met u? Je begint te antwoorden en ze zijn al weg, ze lopen gewoon verder. Ze vragen iets, maar eigenlijk willen ze het antwoord niet weten. Als je aan iemand vraagt: hoe is het met u? Je vraagt dat niet als je dit niet wil weten. Op dezelfde manier moeten wij aan God dingen vragen. Als wij dingen vragen aan God, dan vragen wij dingen aan God om te ontvangen, om een antwoord te krijgen. We zoeken om te vinden. Niet gewoon zoeken om ons bezig te houden. Neen, dat is niet het doel. En dat is waar Jezus over spreekt. Hij zegt: 'bid, vraag, en u zal gegeven worden; zoek en u zult vinden; klop en er zal voor u opengedaan worden'. Dat is het soort zoeken waarover Paulus ook spreekt. Het is niet halfhartig zoeken; niet halfhartig vragen; niet halfhartig kloppen. Neen, volhartig, met kracht. Dingen vragen, dingen zoeken en kloppen dat de deur bijna open vliegt bij wijze van spreken.

We gaan naar Mattheüs hoofdstuk 6: vers 33. Hetzelfde woord wordt hier gebruikt, hetzelfde Griekse woord 'Zeteite' wordt hier gebruikt. 'Maar zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid'. Wat staat er hier?

Het is een zoeken, niet efkes zo terloops, neen, het is een volhartig zoeken om te vinden. En Jezus zegt: je moet dat eerst doen, je moet dat niet uitstellen, je moet dat eerst doen, dat Koninkrijk zoeken en Zijn gerechtigheid. En dan staat er: 'en al deze dingen', waarover dat Hij daarjuist gesproken heeft, 'al deze dingen zullen u erbij gegeven worden.'. Het is belangrijk dat we zoeken, de dingen die boven zijn, en dat we die zoeken - we gaan terug naar Kolossenzen - dat we die zoeken om te vinden. Kolossenzen hoofdstuk 3: vers 1: 'Als je nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn'. Zoek die dingen die boven zijn om ze te vinden. Dat wil zeggen dat je het zoekt, dat je er zo op gefocust bent, dat je er altijd mee bezig bent, - en dat is waar Paulus opkomt seffens - 'zoekt dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit.'. Hij legt het uit, hij zegt: ' 2 Bedenk de dingen die boven zijn, - en omdat we het goed zouden verstaan, zegt hij - en niet die op de aarde zijn;'. Dus het is belangrijk dat onze gedachten op God staan; dat wij Hem zoeken; dat wij communiceren met Hem; dat we dingen vragen. We kloppen, maar met de intentie om te vinden, om te ontvangen; met de intentie dat er opengedaan wordt. Bedenk de dingen die boven zijn. Waar zijn onze gedachten mee bezig? Zijn onze gedachten bezig met wat er op aarde is, wat we vanmiddag moeten eten? Ik ben blij dat Veronica daar af en toe ook aan denkt, want anders zouden we serieus honger hebben. Maar het gaat over wat zoeken wij, waar zijn we mee bezig, wat bedenken wij? Zijn we bezig met de nieuwste kleren en zijn we bezig met de mode, zijn we bezig met wat de wereld wil of de wereld doet of wat zij denken dat oké is, of wat er moet gebeuren? Of zijn we bezig met wat er daarboven is? Wat is er daarboven? Wat is er boven? Het Koninkrijk van God.

Wat is er nog boven? De hemel. Ja, nog iets?

Jezus Christus is daar, halleluja. Wie is er dan nog? God de Vader is daar. Zijn gerechtigheid is daar, Zijn heerlijkheid, Zijn kracht, Zijn genezing. Dat is allemaal daar. Zijn zegeningen zijn daar. De engelen zijn daar en die engelen aanbidden God. Gods Geest is daar. De heiligen zijn daar en zij aanbidden Christus. Zijn engelen. En ik moest daarover nadenken gisterenavond.

We lezen daar heel snel over. "Bedenk de dingen die boven zijn". Wat is er daarboven? Ja, maar om te weten wat er daarboven is moet je erover nadenken. Dus je moet al denken aan de dingen die boven zijn om die te bedenken, bij wijze van spreken. Maar dat wil ook zeggen dat als we die dingen niet bedenken, als we denken aan de dingen die op aarde zijn, dat de duivel geslaagd is in zijn opzet. Het enige dat hij moet doen is ons afhouden van het bedenken van de dingen die boven zijn. Mensen maken het soms heel ingewikkeld en zeggen de duivel doet dit en doet dat. Neen, het hangt eigenlijk van ons af. Als wij niet denken aan de dingen die boven zijn, dan is de duivel geslaagd in wat hij wil: ons weghouden van God. Daarom is het zo belangrijk wat dat Paulus zegt: "bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn". Dat is een uitdaging. Daarmee wil Paulus niet zeggen dat je geen praktische dingen moet regelen in je leven. Neen, daar gaat het helemaal niet over. Het gaat erover: waar staat je hart op? Wat wil je bereiken in je leven? Het is soms heel confronterend om te zien als je met mensen praat, die zijn met heel andere dingen bezig dan waarmee wij bezig zijn. Wat ze bedenken is helemaal anders. Maar dat is goed. Als dat niet zo is, dan is dat een probleem. Als we dezelfde dingen bedenken als zij, dan wil dat zeggen dat wij de dingen bedenken die op de aarde zijn in plaats van de dingen die boven zijn. Net zoals dat succes in de wereld heel iets anders is dan succes in het Koninkrijk van God. Het enige eigenlijk dat de duivel hoeft te doen, is twijfel zaaien. Het is belangrijk dat wij bedenken wat boven is, dat wij bedenken wat God aan het doen is en dat wij ons niet laten afleiden door twijfel of angst of wat dan ook; wereldse gedachten die ons weghouden van het denken aan Zijn Koninkrijk en Zijn gerechtigheid. Dat is wat we moeten doen: de dingen bedenken die boven zijn. Waarom? '3 Want u bent gestorven en uw leven is met Christus verborgen in God. Wanneer Christus geopenbaard zal worden, Die ons leven is, dan zult ook u met Hem geopenbaard worden in heerlijkheid.'. En dan moest ik denken aan Mattheüs Hoofdstuk 11. Als wij bezig zijn met het bedenken van wat op aarde is en niet bezig zijn met Zijn Koninkrijk, dan kan Zijn Koninkrijk zich ook niet verspreiden. Toch niet door ons. Wat staat er in Mattheüs hoofdstuk 11: 12. En ik moet zeggen in de Nederlandse vertaling is dat zo raar vertaald. Eigenlijk snap je dat niet als je dat leest. Daar staat: ‘En van de dagen van Johannes de Doper af

tot nu toe wordt het Koninkrijk der hemelen geweld aangedaan, en geweldenaars grijpen het.’ Als je dat leest dan denk je wat is dat hier. Als je kijkt naar de Engelse vertaling en als je dan gaat kijken naar het Griekse woord voor geweld aangedaan, dan wil dat eigenlijk zeggen - het Griekse woord is biaso - dan wil dat zeggen kracht gebruiken om iets te bemachtigen, maar ook krachtig vooruitgaan. Dus wat er hier eigenlijk staat is 'dat van de dagen van Johannes de Doper af tot nu gaat het Koninkrijk van God met kracht vooruit.' Dat is wat er staat. Het koninkrijk van God gaat met kracht vooruit. Dan staat er: "en geweldenaars grijpen het". Waarom gaat het met kracht vooruit? Omdat er mensen zijn die het met kracht grijpen. Zij zijn bezig met het Koninkrijk van God en zij grijpen het met kracht en daardoor gaat het met kracht vooruit. Begrijp je wat ik zeg? Dat is iets helemaal anders. Als je dat leest is het Nederlands, dan denk je dat het de vijand is die het Koninkrijk van God aanvalt of wat dan ook. Maar dat is niet wat er staat, dat is niet wat Jezus zegt. Hij zegt dat het Koninkrijk van de hemelen met kracht vooruit gaat vanaf de dagen van Johannes de Doper. Dat is ook zo, dat is de realiteit. En het is zo omdat er mensen zijn die dat grijpen; er zijn mensen die zoeken naar de dingen die boven zijn; er zijn mensen die bedenken wat boven is en daardoor gaat het Koninkrijk van God vooruit. Ik heb het boekje gelezen 'De gelukkigste mensen ter wereld' van Demos Shakarian. Prachtig, hoe dat God werkt, en op een bepaald moment gaan Demos en zijn vrouw op hun knieën en zeggen: "God, eigenlijk hebben wij U nog niet de eerste plaats gegeven". Ze gaan op hun knieën en zeggen: "Heer God, vanaf nu staat U volledig op de eerste plaats in alles in ons leven". En dat is de dingen zoeken die boven zijn, dat is de dingen bedenken wat boven is, wat in de hemel is. Daarover gaat het. Soms zoeken mensen andere dingen. Ze zoeken hun verlangens, hun dromen, hun voorkeur, hun pleziertjes. Soms zoeken mensen dingen en ze willen hun wil zoeken en niet de wil van de Vader. En dan, af en toe, kijken ze naar boven. Misschien om te checken of God daar nog is, ik weet het niet. Maar dat is niet het zoeken dat God wil. God wil dat we Hem zoeken, voortdurend, met de intentie om Hem te vinden, met de intentie om meer en meer Zijn Koninkrijk te vatten. En op die manier gaat Zijn Koninkrijk krachtig vooruit. Want het verandert ons, Zijn gerechtigheid wordt realiteit in ons leven. Het is niet wat dat wij doen maar wat Hij doet.

Kolossenzen 3: is heel duidelijk: 'zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn'. In andere woorden, als je naar Romeinen hoofdstuk 12 gaat, vers 2. Wat staat daar? 'En wordt niet aan deze wereld gelijkvormig,' Bedenk niet de dingen die op de aarde zijn. Dat is hetzelfde: wordt niet gelijkvormig aan deze wereld, 'maar wordt innerlijk veranderd door de vernieuwing van uw denken/gezindheid om te kunnen onderscheiden wat de goede wil, welbehaaglijke en volmaakte wil van God is.'

Stop met het proberen zoals de wereld te zijn. Als je opgewekt bent met Christus, zoek de dingen die boven zijn, en stop met het proberen te zijn zoals de wereld, of stop met te zijn zoals je vroeger was. Dat is waar Paulus over spreekt. En hij gaat verder. Hij zegt in Kolossenzen 3: 5: 'Dood dan uw leden die op de aarde zijn.'

Hij begint het uit te leggen, moesten we het nog niet snappen. Hij gaat heel diep in de praktijk van wat betekent dat? Hij spreekt dan over: 'Dood dan uw leden die op de aarde zijn: ontucht, onreinheid, hartstocht, kwade begeerte, en de hebzucht, die afgoderij is.' Dat is wat ik daarjuist zei. De dingen die mensen willen, de verlangens van mensen. Vers 6: 'Door deze dingen komt de toorn van God over de ongehoorzamen'. Wij moeten niet doen alsof we heiliger zijn dan de paus, zeggen ze. Want wat staat er in vers 7: 'In deze dingen hebt ook u voorheen gewandeld, toen u in die dingen leefde.' Het is niet dat we dat niet weten, het is niet dat we dat niet gekend hebben. Maar Paulus zegt: 'Dood die leden'. Hoe doet je dat? Door te bedenken de dingen die boven zijn. Het is niet dat je ze moet doodschieten. Dat is moeilijk. Neen, bedenk de dingen die boven zijn. Zoek dan de dingen die boven zijn waar Christus is. Vers 8, hij gaat verder: 'Maar nu, legt ook u dit alles af, namelijk toorn, woede, slechtheid, laster en schandelijke taal uit uw mond'. Paulus wordt heel praktisch. Maar de voorwaarde is niet vergeten. Het gaat niet over alleen maar dat doen. De voorwaarde is dat je met Christus opgewekt bent. En velen missen dat. Ze beginnen gewoon te werken aan al die aspecten, maar dat lost niets op.

Neen, we moeten eerst met Christus opgewekt zijn. Het is niet de façade verbeteren, neen, het is de innerlijke mens veranderen. Waar Paulus over spreekt in Romeinen hoofdstuk 12, vers 2. Verandert, ons denken verandert. Halleluja, ik ben niet meer dezelfde persoon die ik vroeger was. Dank God. Jullie mogen Hem danken. Kolossenzen 3: 9'Lieg niet tegen elkaar aangezien u de oude mens met zijn daden uitgetrokken hebt, 10 en u met de nieuwe mens bekleed hebt, die vernieuwd wordt tot kennis, overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft.' We hebben de oude mens met zijn daden uitgetrokken, we zijn met de nieuwe mens bekleed, die vernieuwd wordt tot kennis overeenkomstig het beeld van Hem Die hem geschapen heeft. '11 Daarbij is niet Griek of Jood van belang, besnedene en onbesnedene, barbaar en Scyth, slaaf en vrije, maar Christus is alles en in allen.' Het gaat over Christus. Het gaat er niet over of wij Belg zijn, of Vlaming, of wat dan ook. Het maakt niet uit vanwaar we komen. Het maakt uit waar we naartoe gaan, het maakt uit dat we in Christus zijn, want 'Christus is alles en in allen'. Vers 12: 'Bekleed u dan' - daar zijn we weer: bekleden - 'Bekleed u dan, als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.'

Iedere keer als ik dat lees, als ouder, denk ik: ho, ik moet meer geduld hebben. Af en toe verlies ik eens mijn geduld met mijn kinderen. En dan denk ik: God U hebt echt een enorm gevoel voor humor. Hij geeft ons kinderen en we weten niet waar we aan beginnen, en dan zitten we er middenin, en dan worden we geconfronteerd met onszelf. We kijken naar die kinderen en we denken: wat zijn we nu aan het doen?

Maar als je goed oplet, dan zijn ze aan het doen wat jij doet. Dus het is precies de spiegel. 'Bekleedt u dan als uitverkorenen van God, heiligen en geliefden, met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld.

13 Verdraag elkaar.' Soms is dat moeilijk, maar verdraag elkaar. Als ik naar mijn kinderen kijk, verdraag elkaar. Af en toe moet ik dat eens zeggen. Als ze weinig geslapen hebben, dan is dat heel moeilijk, verdraag elkaar. 'en vergeef de een de ander, als iemand tegen iemand anders een klacht heeft;' Als je een probleem hebt met elkaar, verdraag elkaar, begin daarmee en vergeef elkaar. Maak daar geen punt van. 'Vergeef elkaar zoals ook Christus u vergeven heeft, zo moet ook u doen.'

'14 En doe boven dit alles de liefde aan, die de band van de volmaaktheid is. 15 En laat de vrede van God heersen in uw harten, waartoe u ook in één lichaam geroepen bent, en wees dankbaar.'

Daar zit heel veel in. Zoek de dingen die boven zijn. Bedenk de dingen die boven zijn waar Christus is. En als je dat doet, dan zal je zien dat je de leden die op aarde zijn dood. Dan zul je merken: die toorn, die woede, die slechtheid, die laster, dat schandelijk spreken, dat is niet oké, daar moet ik mee stoppen. Dan zul je merken dat je bekleed bent met een nieuwe mens; dat je bekleed bent met innige gevoelens van ontferming, vriendelijkheid, nederigheid, zachtmoedigheid, geduld. Het is bijna te mooi om waar te zijn. Maar het is waar: verdraag elkaar, vergeef elkaar, zoals ook Christus u vergeven heeft.

'En doe boven dit alles de liefde aan'. Het gaat over elkaar vergeven, het gaat over elkaar liefhebben.

En dan kunnen we '15 ..de vrede van God laten heersen in onze harten, waartoe u ook in één lichaam geroepen bent; en wees dankbaar. 16 Laat het woord van Christus in rijke mate in u wonen, in alle wijsheid; onderwijs elkaar en wijs elkaar terecht'. Dat mogen wij doen. Hoe doe je dat, de dingen zoeken die boven zijn? Maar dat doe je door het Woord van Christus in rijke mate in u te laten wonen. We hebben daar recent een gesprek over gehad met iemand.

Als je zo gefocust bent op het probleem, dan ben je niet bezig met de dingen die boven zijn. Ik had het voorbeeld gegeven van David die niet keek naar het probleem, hij zag het probleem, maar hij zag de dingen die boven zijn; hij zag die grote God en dat probleem werd zo klein vergeleken bij die grote God. Maar daarom moeten we het woord van Christus in rijke mate in ons laten wonen. Wij moeten bezig zijn en bedenken wat boven is en dat kunnen we doen door elkaar te onderwijzen. Dat kunnen we doen door mekaar terecht te wijzen. Daarom niet altijd direct. Paulus zegt: 'met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen'. Ik moest daar op letten gisterenavond, meestal zeg je: wijs elkaar terecht. En dan zijn we de eersten om te zeggen: "Gij daar, doet dat niet". Dat is wat je denkt, ik toch. Met kinderen zeg je: doet dat niet. Maar wat zegt Paulus? Doet dat met psalmen, lofzangen en geestelijke een psalm, een lofzang of een geestelijk lied. 'Zing voor de Heere met dank in uw hart. 17 En alles wat u doet met woorden of met daden, doe dat alles in de naam van de Heere Jezus, terwijl uw God en de Vader dankt door Hem.' Dat is het resultaat als wij de dingen bedenken die boven zijn; als we zoeken wat boven is, dan is het resultaat dat alles wat wij doen met woorden of met daden, alles. Dan doen wij dat alles in de naam van de Heere Jezus.

Dat wil niet zeggen dat we doen wat we willen en zeggen van "in de naam van Jezus". Neen, dat is niet wat er staat. Er staat dat alles wat je doet met woord of in daden, doe het in de naam van de Heere Jezus. Als je iemand vertegenwoordigt, dan ben je daar in de naam van... . Als ik naar een vergadering ga, dan ben ik daar in de naam van mijn departement of mijn firma of wat dan ook. Maar ik ben daar in de naam van ... . Als wij dingen doen, dan doen wij dat in de naam van Jezus, wij doen dat in de naam van het Koninkrijk van God.

Dat wil zeggen dat alles wat wij doen met woorden en daden, dat dit in naam van Jezus moet zijn. Dat wil ook zeggen dat als we dingen doen die niet in naam van Jezus zijn, dat we daarmee moeten stoppen. Want dat gaat tegen God in. Als we dat doen en wanneer we dat doen, dan kunnen we God de Vader danken door Jezus Christus, terwijl we dat aan het doen zijn. Dat is het mooie. Prachtig, prachtig hoofdstuk. Ik zou zeggen, lees het een paar keer thuis, want er zit zoveel in. En Paulus spreekt dus over een zoeken naar de dingen die boven zijn, maar een zoeken om te vinden. Niet halfhartig, niet zo van efkes en dan weer niet, niet van een paar minuutjes en ik vind het niet. Neen, zoek om te vinden. Ik zat gisterenavond aan mijn bureau en ik zei: "God, waar moet ik nu over prediken?" Ik begin ..., neen, het is dat niet. Ik begin met iets anders ..., neen, het is dat niet. Ik zei: "God, ik wil wel spreken wat U wil dat ik spreek. Dus ik zou graag hebben dat U het me laat weten, anders zit ik hier morgenochtend nog". En dan kwam ik in Kolossenzen en hij zegt: zoek om te vinden. Zoek de dingen die boven zijn. Als ik wil weten waarover ik moet prediken, dan moet ik ten eerste bezig zijn met de dingen van God. Het heeft geen zin dat ik aan de computer zit en de krant zit te lezen, daarmee zal ik niet vinden wat God wil waar ik over spreek. Ik moet bezig zijn met de dingen van God en voor elk van ons, in alles wat we doen, is dat zo. Wij moeten zoeken naar de dingen die boven zijn. We moeten bedenken de dingen die boven zijn. En dan gaat God ons geven wat te spreken. Dat is wat Hij belooft. Amen? Hij spreekt over het feit dat wij de vrede van God kunnen laten heersen in onze harten. Ik had daar ook met iemand een gesprek over, en die zei: "Ja, ik weet eigenlijk niet wat dat betekent,

ik heb dat nooit ervaren, die vrede van God." We gaan even naar Jesaja 26: 3.

En hoewel ik heel veel hou van de Herziene Statenvertaling, moet ik zeggen dat ze hier de bal compleet mis slaan. De Herziene Statenvertaling zegt: 'Het is uw vaste voornemen: U zult volkomen vrede bewaren, want men heeft op U vertrouwd'. Ik ga er vanuit dat het bij jullie anders klinkt. Ik heb het opgezocht, dus ik weet het. In de NBG staat er: ' standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt'. Dat is wat er effectief staat. Dat is ook wat er in de Engelse vertaling staat. Wat wil dat zeggen? standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede. Dat wil zeggen dat diegene die standvastig op U gericht is, op God gericht is, de persoon, de man, vrouw, kind wiens gedachten standvastig op God gericht zijn, wat krijgt die? Die krijgt volkomen vrede. Waarom? Omdat die persoon volledig op God vertrouwt. Dat is wat dat betekent. 'Standvastige zin bewaart Gij in volkomen vrede, omdat men op U vertrouwt'. De persoon die standvastig zijn gedachten op God gericht houdt, zoals Paulus zegt: zoek de dingen die boven zijn, en zoek ze op zo'n manier, standvastig, dat je vindt. Die persoon zal volkomen vrede hebben omdat die persoon op God vertrouwt.

Prachtig, wij kunnen volkomen vrede hebben als wij de dingen die boven zijn zoeken, als wij op God vertrouwen, als we bedenken de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn.

Dat is de essentie. Wij moeten eerst het koninkrijk van God zoeken en Zijn gerechtigheid. We moeten zoeken op een manier dat we het vinden. We moeten zoeken met de intentie om te vinden. Niet halfhartig, niet halfslachtig. Neen, we gaan ervoor, we willen het vinden, we willen er continu mee bezig zijn om het te vinden. Bedenk de dingen die boven zijn. Het is zo belangrijk hoe dat we denken. Het gaat niet over positief denken, helemaal niet. Het gaat over bedenken wat boven is.

We gaan nog even naar Filippenzen 4: 8. Ik lees vanaf vers 6, want het sluit er eigenlijk bij aan. Vers 6 zegt: "Wees in geen ding bezorgd," Kijk, als je bedenkt de dingen die boven zijn, dan hoef je niet bezorgd te zijn. "Maar laat uw verlangens in alles, door bidden en smeken, met dankzegging bekend worden bij God - vraag en u zult ontvangen - vers 7: "en de vrede van God, die alle begrip te boven gaat, zal uw harten en uw gedachten bewaken in Christus Jezus." De vrede van God die alle begrip te boven gaat. Je kunt dat niet uitleggen. Het enige wat je weet is Jesaja 26 vers 3: Als u standvastig je gedachten op Hem gericht houdt en op Hem vertrouwt, dan heeft Hij jou volkomen vrede. Dat is Zijn belofte, dat is de realiteit. Maar die vrede die gaat alle begrip te boven. Je krijgt dat niet uitgelegd. Je kunt dat zeggen aan iemand, maar als die dat niet ervaart, dan is dat moeilijk. En wat doet die vrede? "Die bewaakt uw harten en uw gedachten in Christus Jezus".

Dus als je de dingen bedenkt die boven zijn, dan ontvang je de vrede van God en Hij bewaakt dan nog een keer uw gedachten. Vers 8: "Verder, broeders, al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat lieflijk is, al wat welluidend is, als er enige deugd is en als er iets prijzenswaardig is, bedenk dat." Al de rest, stop ermee, denk er niet aan. Twijfel, angst, de dingen van de wereld, stop ermee, denk er niet aan. Maar "al wat waar is, al wat eerbaar is, al wat rechtvaardig is, al wat rein is, al wat liefelijk is, al wat welluidend is, als er enige deugd is en als er iets prijzenswaardig is, bedenk dat". Ik wil eindigen met Kolossenzen 3: 1- 2: 1 Als u nu met Christus opgewekt bent, zoek dan de dingen die boven zijn, waar Christus is, Die aan de rechterhand van God zit. Bedenk de dingen die boven zijn en niet die op de aarde zijn". Ja, als we met Christus opgewekt zijn, dan moeten we de dingen die boven zijn, waar Christus is, zoeken met de intentie om te vinden. We moeten die dingen bedenken, en onze gedachten moeten vol zijn van de dingen die boven zijn en niet van de dingen die op de aarde zijn. Amen?

Laten wij bidden: Heer God almachtig Vader, dank U Heer voor Uw Woord Heer, voor Uw kracht, voor Uw liefde, dank U Heer voor Uw genade. Dank U Heer, voor alles wat u voor ons doet. Help ons Heer, geef onze het onderscheidingsvermogen, Heer, om te zien wat we bedenken Heer, of dat de dingen die boven zijn. Toon ons Heer waar onze gedachten nog niet op U gericht zijn. Toon ons Heer waar en in welk aspect van ons leven wij nog niet de dingen zoeken die boven zijn, opdat wij dat mogen veranderen. En geef ons een hart Heer, dat dat wil veranderen. Een hart Heer, dat de wereldse zaken wil weg doen. Een hart dat U volkomen wil volgen. We bidden dat in Jezus' machtige Naam.


Read More
Pieter Morisse Pieter Morisse

Jezus komt tijdens de storm

In Mattheüs 14 lezen wij hoe Jezus zijn discipelen het meer van Galilea opstuurt. Na verloop van tijd begint het te stormen. De leerlingen van Jezus zaten in een benarde situatie. Waarschijnlijk dachten ze: "was Jezus maar hier?"

En opeens verschijnt Jezus tussen 3 en 6 uur ’s morgens. Maar Hij zit niet in een boot. Hij loopt op de zee.

Het stormt, hun boot zinkt bijna en daar is Jezus

Waarom stuurde Jezus hen op pad, als Hij wist dat een storm zou komen?

Omdat het veel belangrijker was dat ze tot het inzicht kwamen dat Hij Gods Zoon was, dan dat ze veilig aan land waren. Jezus laat soms ook stormen in ons leven toe opdat we tot inzicht zouden komen dat Jezus de Zoon van God is.

Ik wil het vandaag hebben over hoe Jezus ons wil helpen.

Ik wil spreken over de passage in  Matteüs 14 waar Jezus, indien nodig, zelf op het water loopt om Zijn discipelen te helpen. Laten wij daar even naar toe gaan. Matteüs 14: 22 - 27: 22 En meteen dwong Jezus Zijn discipelen in het schip te gaan en voor Hem uit te varen naar de overkant, terwijl Hij de menigte weg zou sturen. 23 En toen Hij de menigte weggestuurd had, klom Hij de berg op om er in afzondering te bidden. Toen het avond was geworden, was Hij daar alleen. 24 Het schip was al midden op de zee en verkeerde in nood door de golven, want ze hadden de wind tegen. 25 Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus naar hen toe, lopend over de zee. 26 En toen de discipelen Hem over de zee zagen lopen, raakten zij in verwarring en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van angst. 27 Maar meteen sprak Jezus hen aan en zei: Heb goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd.

Ik zal hier even stoppen en straks weer verder lezen. Wat gebeurt er? Jezus en Zijn discipelen waren aan de ene kant van de zee, van het meer ven Galilea. Het meer van Galilea ligt in het noorden, Dus, het is niet de Dode Zee. Als er ooit iemand zegt tegen u: Jezus liep over het water want het was op de Dode Zee. Wel, het was niet op de Dode Zee, Het was op het meer van Galilea. Het was dus niet door het zoutgehalte dat Hij kon lopen op het water. Neen, het was een normale zee.

Ze hadden juist de wonderbare spijziging gehad. Die menigte was daar en Jezus had de vijf broden en de twee vissen vermenigvuldigd, iedereen had gegeten, allen waren verzadigd en ze raapten het overschot van de stukken broden op, twaalf manden vol. Vijfduizend mannen waren gevoed, vrouwen en kinderen niet meegeteld. En op dat moment zegt Jezus tegen Zijn discipelen: Ga maar, ga maar naar de overkant. Een beetje raar dat Jezus zegt: Ga maar naar de overkant, Ik kom later. Vaar maar uit , Ik zal wel zorgen dat die menigte, waarschijnlijk tien- of vijftienduizend mensen, dat die terug naar huis vertrekken.

En wanneer zij wegwaren, klom Hij op de berg om er in afzondering te bidden. En toen het avond was geworden, was Hij daar alleen. Dus, Zijn discipelen zijn vertrokken toen het nog licht was. Toen het avond werd, toen was Hij daar alleen. In vers 24 staat: Het schip was al midden op de zee en verkeerde in nood door de golven, want ze hadden de wind tegen. 
We zijn gaan varen deze week, we zijn gaan zeilen. En als je zelf al eens gezeild hebt snap je beter wat er hier staat. Als je zeilt moet je zorgen dat de wind in je zeilen komt om vooruit te gaan. En dat is allemaal leuk en goed en rustig als de wind vanachter komt, omdat je dan gewoon je zeil zet en de wind blaast achter je en de boot blijft mooi plat. Maar als de wind tegen zit dan kun je nog vooruit, je kunt tegen de wind invaren. Maar daarvoor moet je zigzag varen. Je moet zorgen dat de wind in je zeil zit en dan kan je zo vooruit varen. Natuurlijk duurt dat veel langer. Dus als de wind tegen zit duurt het heel lang om aan de overkant te geraken. Maar als de wind tegen zit en het begint te stormen, dan heb je serieus pech, want dan moet je stoppen, want je boot zit met de wind zijdelings. Wat gebeurt er? Je boot hangt schuin. Dat doet heel raar. Aan de boot hangen als de wind zijkant zit dan zit je juist boven het water en de anderen hangen in de lucht. Dat hebben wij meegemaakt deze week. We waren uitgevaren, uit de rivier, en als we moesten terugvaren was het tegen de wind. En dan hingen wij toen schuin naar links en dan eens naar rechts, iedereen kon eens dicht bij het water zitten en iedereen eens in de lucht. Maar dat is heel veel werk want je moet heel de tijd uw zeil wisselen van kant. Het is echt wel werken op de boot als je tegen de wind invaart.

Dus, die discipelen waren heel druk bezig om aan de overkant te geraken. Maar het lukte niet, want de wind werd een storm. En op het meer van Galilea gebeurt het heel vaak dat stormen heel plots komen. Omwille van de ligging tussen de bergen in, gebeurt het dat er heel snel stormen komen op dat meer. En wat moet je dan doen? Dan moet je het zeil wegbergen, opbergen want het zeil zou scheuren van de wind. En bovendien, als je tegen de wind invaart en er is een storm dan komt al dat water in je boot. Dat is geen goede zaak. Dus wat moet je doen? Je moet tegen de wind gaan invaren, uw boot proberen te navigeren, zonder motor is dat niet zo simpel denk ik. Als je gewoon een roer hebt moet je proberen de boot tegen de golven in te brengen, zodanig dat de voorkant van uw boot omhoog gaat in plaats van de golf in de boot. Dus, die discipelen waren heel druk bezig.
Er staat: Het schip was al midden op de zee en verkeerde in nood door de golven, want ze hadden de wind tegen.
Dat is wel leuk om eens mee te maken, omdat je dan die tekst anders leest
25 Maar in de vierde nachtwake kwam Jezus naar hen toe, lopend over de zee. 26 En toen de discipelen Hem over de zee zagen lopen, raakten zij in verwarring en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van angst.
Kan je je voorstellen? De discipelen zitten daar in die boot, die golven gaan op en neer, ze proberen die boot tegen de golven in te krijgen, en daar komt opeens Jezus af, wandelend op die zee, op de golven die zo omhoog en naar beneden aan het gaan zijn. Het was geen rustige zee, het was een storm. Ze zagen Hem opeens lopen en ze raakten in verwarring en zeiden: Het is een spook! En zij schreeuwden van angst.

Ze waren nog niet bang genoeg in die storm en ze begonnen te roepen: Hey, een spook! En ze zagen Hem opeens lopen en ze raakten in verwarring en ze zeiden: Het is een spook!  En zij schreeuwden van angst.

Jezus verschijnt in de vierde nachtwake, dat is tussen 3 u en 6u 's morgens. Dus ze zaten al een tijdje op die boot. Van voor het donker werd tot tussen 3 u en 6 u 's morgens, toen dat Jezus kwam. Het is hard werken op een boot. Wij hebben het maar één dag gedaan, maar de volgende dag waren wij moe. Want je moet tegen de wind in, voortdurend het zeil wisselen van kant, alles weer vastbinden, alles losmaken aan één kant, om dat zeil te wisselen en te zorgen dat het niet wegwaait. Het was dan nog een zeilboot waarbij  je gemakkelijk kon trekken aan die touwen omdat er daar een spoel op zit. Je kunt redelijk gemakkelijk trekken. Maar dat was in die tijd niet zo. Het was trekken, vastbinden. Bij ons, als je iets moest vastbinden, dan zat er daar een slot op, dus je kon dat touw vastklemmen en dan je nog een beetje harder trekken. Maar dat hadden zij allemaal niet. Het was effectief, serieus zware arbeid. En Jezus verschijnt. Jezus had gezegd: Ga maar al, Ik kom. Maar Hij had niet gezegd hoe. Jezus had gezegd: Ga maar al, Ik kom. Jezus wist wat er ging gebeuren. Jezus wist dat ze in een storm zaten. Misschien, maar het staat hier niet beschreven, misschien heeft Jezus geprobeerd met een boot naar hen toe te gaan, maar wie zal er beginnen zeilen als het stormt? Er zal geen enkele kapitein van een boot zeggen dat hij u zal brengen terwijl het stormt. Hij zal zeggen: Wacht tot de storm voorbij is. Maar Jezus wist: Ze zijn in nood. Dus Jezus vertrok. Hij begon op het water te wandelen. En de discipelen zien Hem en ze zijn bang. En Jezus zegt: Hebt goede moed, wees moedig, Ik ben het; wees niet bevreesd. Wees niet bang. 
Jezus, waarmee ze al geruime tijd gewandeld hadden, van Wie ze wonderen gezien hadden, van Wie ze het Woord van God op een heel andere manier gehoord hadden. Jezus, Die hen de macht gegeven had om wonderen te doen - Hij had hen uitgestuurd, en zij hadden wonderen gedaan -, Jezus, Die de wonderbaarlijke spijziging gedaan had, Jezus, Die al eens in de boot gezeten had met hen en de storm gestild had, Die kwam opeens op het water lopen. Het was niet dat ze al niets gezien hadden van Jezus. Neen, ze kenden Jezus al. Ze hadden al gezien wat Hij kon doen. En Hij kwam en ze waren bang. En soms is dat voor ons ook zo. Soms zitten we in een storm, dat is het leven, zo is het leven nu eenmaal. Het mooie aan christen zijn is dat we iemand hebben die voor ons zorgt, we moeten het niet alleen doen, Hij is bij ons. En niet alles loopt perfect omdat je wedergeboren bent. Neen, dat is niet zo. Je hebt leven, zoals ik vorige week predikte, leven en leven in overvloed. Maar dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. Daar heeft het niets mee te maken. Ja, dat is het leven. Er komen stormen, er is soms veel wind, maar het mooie is dat Jezus komt. En als het nodig is, loopt Hij op het water, als het nodig is, komt Hij op manieren die wij ons niet kunnen inbeelden. Maar dat is onze God. Eén ding is zeker, als wij Zijn discipel zijn dan zorgt Hij voor ons, als wij Zijn discipel zijn, dan zal Hij komen. En Jezus, Die kwam. Die kwam al lopend op het water. Ik weet niet of je dat ooit al eens geprobeerd hebt, maar dat lukt niet. Ons soortelijk gewicht vergeleken met het soortelijk gewicht van water is anders, dus je zinkt. Je zweeft niet op dat water, je kunt niet op dat water wandelen. En wat er ook gebeurt met de zee laat je niet toe om daarop te wandelen. Neen, als het stormt, integendeel, al die golven die over je komen, het wordt nog erger. Soms zijn wij verward zoals de discipelen. Er is een storm in ons leven en er is van alles bezig en wij proberen die boot recht te houden, we proberen om niet onder te gaan, en Jezus komt. We hadden gebeden: Jezus, komt ons helpen; en we hadden ons zelfs ingebeeld hoe dat het moest gebeuren, en Jezus Die komt op een andere manier. We zijn verward. Is dat nu Jezus? Is dat Jezus Die dat nu aan het doen is? Is dat de H. Geest Die aan het werken is in ons leven? Maar Jezus zegt: hebt goede moed, Ik ben het; wees niet bevreesd.

God kan dingen doen die wij niet kunnen. Gelukkig. Moest God maar kunnen wat wij kunnen, dan hadden we niet veel geluk zou ik zeggen, dan hadden we het echt slecht getroffen. Maar nu hebben wij een God, een almachtige God, een God Die alles kan, een God Die wonderen kan werken. Maar Hij doet het, Hij is Diegene die het doet, niet wij. Hij is Diegene die werkt. 
En op dat moment zegt Petrus in Matteüs 14: 28  Heere, als U het bent. 
Petrus was het nog niet zeker. Petrus zei: Heere, als U het bent, geef mij dan bevel over het water naar U toe te komen. 
Ik moet toegeven dat hij heel moedig is. Het is aan het stormen he, vergeet het niet. Die boot gaat weg en weer over die golven. Jezus komt en Petrus zegt: Heer, als U het bent, beveel me dan naar U toe te komen. En Jezus zegt: 29 Kom!  Hij beveelt het, want dat was wat Petrus vroeg. En Petrus klimt uit de boot en hij begint op het water te lopen. Petrus gehoorzaamde Jezus en op dat moment kon hij op het waterlopen. En toen keek hij even rond en hij zag de storm. 

30 Maar toen hij op de sterke wind lette, werd hij bevreesd, en toen hij begon te zinken, riep hij: Heere, red mij!

Het is zo menselijk. We zitten in een storm en Jezus zegt: Doet dit. En we beginnen dat te doen, het begint goed te gaan en opeens kijken we rond en zien we weer dat er een sterke wind is, dat die storm nog bezig is en we beginnen weer te zinken. Maar het mooie is dat als we naar Jezus roepen en zeggen: Jezus redt mij! dan komt Hij en redt Hij ons. 
31 Jezus stak meteen Zijn hand uit,- Niet vijf minuten later, neen, meteen - greep hem vast en zei tegen hem: Kleingelovige, waarom hebt u getwijfeld?
Als Jezus zegt: Kom, of als Hij iets anders zegt, dan moeten wij gehoorzamen. En als wij gehoorzamen dan kunnen wij dingen doen die wij niet voor mogelijk houden,  want wij hebben een God Die alles kan. Voor Hem is er niets onmogelijk. En als Hij ons beveelt iets te doen, dan moeten we gehoorzamen. En als wij gehoorzamen dan zal Hij het doen. Maar als we kijken naar wat er rond ons is, als we bezig zijn met 'wat zullen de mensen denken', ja, dan gaat de storm verder. Wij moeten luisteren naar Hem, wij moeten Hem gehoorzamen, en niet twijfelen. Jezus zei: Waarom heb je getwijfeld? Je had het Mij gevraagd: Beveel mij om te komen. En Ik heb gezegd: Kom! En toen je gehoorzaamde, toen je niet aan het twijfelen was, toen je gewoon deed wat Ik zei, toen kon je wandelen op het water. Maar op het moment dat je twijfelde, begon je te zinken. 
En zo moeten wij ook vasthouden aan Gods Woord. Wat God zegt is waar, wat God spreekt in ons leven is waar. Of er nu een storm is of niet, dat is niet belangrijk, wij mogen niet twijfelen, wat er ook gebeurt. En wat mij opviel is dat de storm maar ophield toen zij in de boot klommen. De hele tijd was die storm bezig en Jezus was aan het werken, Jezus was daar. In de moeilijke tijden draagt Hij ons. In de storm was Jezus daar. Dat wil niet zeggen dat de storm direct voorbij is, maar de storm zal voorbij gaan, Hij zal die storm stillen. 
32 En toen zij in het schip geklommen waren, ging de wind liggen. 33 Zij die in het schip waren, kwamen Hem aanbidden en zeiden: Werkelijk, U bent de Zoon van God!

De discipelen hadden al zoveel gezien van Jezus, zoveel genezingen, zoveel wonderbaarlijke genezingen. Jezus trok rond en alle zieken werden genezen. Het was alleen maar in Nazareth dat Hij niet veel kon doen. Maar voor de rest, overal waar Hij ging werden zieken genezen. Hij vermenigvuldigde die vijf broden en die twee vissen en ze hadden twaalf manden brood over. Maar ze hadden een storm nodig om zich te realiseren dat Hij de Zoon van God was. Want toen zeiden ze: Werkelijk, U bent de Zoon van God!
Soms is het voor ons ook zo. Soms hebben wij een storm nodig en Jezus Die ingrijpt, Jezus Die tot ons komt opdat wij zouden tot dat besef komen, tot dat inzicht. En ik denk dat het voor velen van ons zo was, velen van ons zaten in een moeilijk moment toen dat God, dat Jezus tot ons kwam en ons redde. En op dat moment realiseerden wij werkelijk: U bent de Zoon van God.


U kunt zich de vraag stellen: waarom stuurde Jezus hen op pad, op het water? Als Hij wist dat er een storm kwam kon Hij toch zeggen: Blijft veilig aan land. Maar Hij stuurde hen de zee op, Hij stuurde hen die storm in, want Hij wilde dat zij zich realiseerden, tot het besef kwamen dat Hij de Zoon van God was. Hij wilde dat zij wisten dat Hij wonderen kon werken, dat Hij kon lopen op water, iets wat niemand kan. En Hij wil ook dat ze beseften dat Hij hen te hulp zou komen, wat er ook gebeurt. Wanneer we in nood zitten, wat die situatie ook is, of het nu een storm is op zee of een storm in ons leven, uitdagingen, problemen, Hij weet het. En Hij wil ons te hulp komen, Hij wil ons helpen want Hij is bij ons. Maar we moeten het toelaten. We kunnen proberen zelf die boot te sturen en aan land te geraken of we kunnen Jezus op onze boot nemen zodat de storm stopt. We kunnen Jezus toelaten in ons leven.

Hebr. 13: 5 - 6: 5 Ik zal u beslist niet loslaten en Ik zal u beslist niet verlaten. 6 Daarom zeggen wij met goede moed: De Heere is voor mij een Helper en ik zal niet vrezen.  
Dat is de realiteit waarin wij kunnen leven: Ik zal u beslist niet loslaten.  Eens dat Hij ons vast heeft laat Hij ons niet los. Ik zal u beslist niet verlaten. 6 Daarom zeggen wij met goede moed: De Heere is voor mij een Helper en ik zal niet vrezen. 
Wij hoeven niet te vrezen, wij hoeven geen geest van angst te hebben. Wij hebben God, Jezus Christus in ons, de hoop op heerlijkheid. Wij hoeven niet te vrezen. Maar we moeten Hem wel toelaten om iets te doen, wij moeten Hem laten werken, op de manier dat Hij wil. Soms proberen wij Jezus in een bepaalde richting te duwen. Wij willen Jezus ook in die boot duwen, de zee op, maar Hij wil wandelen. Maar laat Hem wandelen. Laat Jezus doen wat Hij wil doen en alles zal ten goede werken. Laat los en laat Hem verandering brengen, laat Hem die storm stillen in je leven, want Hij kan het. Hij kan alles, niets is te moeilijk, niets is onmogelijk voor Hem.

 Dat is wat ik u vandaag wou meegeven. Heel kort, maar zo belangrijk. Dat wij op Jezus mogen vertrouwen, maar dat Jezus soms komt op een manier die wij ons niet kunnen inbeelden. Amen?

Laten wij bidden. Heer God, almachtige Vader, Heer wij danken u. Wij danken u Heer dat U op ons pad kwam. Wij danken U Heer dat U ons pad veranderd hebt, dat U ons op een andere weg gezet hebt. De weg die naar U leidt. Help ons Heer om op die weg te blijven, help ons Heer om U te volgen. Wij danken U Heer dat, als het nodig is, Jezus op het water loopt voor ons, dat Hij dingen doet die wij niet kunnen, dat Hij ons te hulp komt in elke situatie die wij hebben. Heer, geef ons een hart dat vertrouwt op U, ook al zien wij geen uitkomst Heer, dat ons hart mag kijken en vertrouwen op U, dat ons oog alleen gericht mag zijn op Uw Zoon Jezus Christus en dat wij een wonder mogen verwachten, Heer, dat wij een hart mogen hebben, dat U wil ontvangen; dat wij een hart hebben, Heer, dat uitkijkt naar U en niet bang wordt wanneer U komt, maar vol vreugde U ontvangt. Dank U Heer, dat U steeds bij ons bent. Dank U dat U een almachtige God bent, Schepper van hemel en aarde. Dank U, Heer, dat er voor U niets onmogelijk is. Heer, wij zoeken Uw leiding en wij bidden U, Heer, dat U ons zou tonen wat wij moeten doen.   

Read More